We spelen schoon weer, wij met zijn tweeën
Ik slik het vuil venijn, en nog eens als het bovenkomt
Maar zuur blijft plakken achterop mijn tong
En ’s avonds geef ik over in de blinkend witte pot
Wij met zijn tweeën spelen weer schoon
Afvalwater drink ik op, mijn lippen klem ik op elkaar
En ’s nachts laat ik het stiekem lopen boven het toilet
In de ochtend welt er bruingeel water
Uit het putje in de stalen afwasbak
Een waterval vanaf het aanrecht op de pas gepoetste vloer
Ik stapel suikerzakjes tegen de rivier die verder vloeit
Naar jou, daar op de vlekkeloze bank
Languit leg ik mij ervoor, voel hoe het water stijgt
Je stem breekt krakend door de dijk
Ik noem je schat
Te laat
Je stopt me in een zak en zet me aan de straat
Reageer