Resultaten voor het trefwoord lippen

uit de diepzee van mijn ziel – b. vogels

Ik weet dat liederen schuilen in mijn aderen.
Ze tollen in het duister van de stroom.

Tot nu kan ik enkel huilen.
Ik wacht nog op het kloppen van de klonters.
Het losbarsten van mijn tong.
Zonder te bezinnen.

Spat open lyrics.
Ik sta hier niet voor niks te borrelen.
Guts de gloed over mijn lippen.
Begin te bezingen.

Zodat ik even schuilen kan.
In een hoek van mijn leven.

streling – wim de roo

behaagO was ik maar de kus
die zachtjes op je lippen drukt

de mond die al je haar
met huid en al

bezaait met zoenen
en dat ik dan die zoenen was

behaagziek als geen ander
of de tong, zo lekker diep en geil

terwijl ik ook de armen ben
waarin je zachtjes wentelt –

ja, zelfs de streling
zou ik willen wezen

over heel je naakte lijf

kussen – rianne oosterom

Heb jij weet van hoeveel kussen
er tussen ons zijn
als jij weg bent
geloof je daar geen snars van

weet je dan niet kleingelovige
dat mijn lippen je overal vergezellen?
als de onzichtbare meisjes die broertje vroeger
doodschoot
ben ik levend naast je
en kus je
een soort apocalyps van eeuwige lips
je komt er nooit meer vanaf

zoveel kussen zijn er tussen ons
en je weet het nog geeneens

ware liefde – martin m aart de jong

Hier in Droompaleis “Gesprongen Veren” ontmoette ik haar voor het eerst. Het kan verkeren heren in de liefde. Ik wist van haar het meest te houden van wie er op de aarde leeft. Haar lippen bedruppeld met fonkelende paarlen wanneer ze haar lippen als een warme perzik open sneed om mij toe te lachen, in te happen, kortom weet dat zij de mijne is zoals een ander bezeten is van mystiek, hobbies, woestijnratten, half-verroeste auto’s, op schaal nagebouwde treinen met hun loop over de zolders van buren, weet. Hoe zij liep als een opgewonden speelgoedeend, waggelend met haar billen als niet te versmaden hammen aan de zoldering boven de toog waaraan wij proosten op het leven en de liefde. Weet. Eens zal mijn naam zijn uitgedampt, eens zal de klok geen tijd meer slaan maar mijn liefde voor haar zal voelbaar blijven trillen vrienden, aan deze bar in dit heelal.

niet iedereen gaat door – ingeborg haalboom

Een kind beschrijft met pen
het krassen op zijn tafelblad
niemand weet waar hij blijft

als de inkt op is en dat je dat
dan niet terug kunt schrijven

de tand der terreur trotseerde destijds
er hangt een vel op zijn lippen
in vochtig verkleefde vorm

het kind breekt het ene been over het andere
alvorens optioneel een voetstuk te plaatsen
niets staat voor even op een moment

de problematiek van de postmoderne lilith die zich in universiteitskantoren ophoudt: een discours analyse van nuytsiaanse improvisatie in g (geluk, gekte, grotesk geheim) – tijl nuyts

Zij is hun favoriet, hun stokpaardje, hun pronkstuk
schuchtere lippen van oudroze, gedetermineerd, leren jasje
lokken opgestoken als suikerspin, ogen als geglazuurde kralen
Zij dolt in rozentuinen, waait af en toe langs op de faculteit
o en wanneer ze komt langsgewaaid en plots in het atrium staat – gebloesemd, ontbot –
zijn ze zo intens gelukkig, dat hoef ik je niet te vertellen

De haren gaan los wanneer zij ontvlamt in aarzelende avant-garde
spelden tuimelen op de grond, haarband, tinkelende oorringen als traantjes
de ramen zijn spiegels wanneer zij
van bil gaat in bedompte universtiteitskantoren, brandend van ambitie
De man met de in punten gedraaide witte snor
vakkundig gesnoeid baardje
theoreticus natuurlijk
O o oooh

Kietelende voetnoten worden geplaatst bij haar
discours van seks, drugs en rock and roll
Ze gaan uit hun dak wanneer zij hen improviseert in G
liefkozend noemen ze haar Gretchen, G-spot, Gekte
trillende vingers langs duivenwangen
Er wordt een narratieve analyse van haar erogene zones gemaakt
onder de loep, onder de loep met die benen,
een vertwijfeld bacchanaal
de wetenschap kantelt tussen haar dijen,
de ivoren tonen vertoont barsten, onkruid tiert
welig waar de zon niet schijnt
O o oooh

Spettervlam, opblaaspop
daar gaat u te ver – ik heb mijn twijfels bij –
literatuur krijst haar botten aan splinters
begraven zigeunerharp, straatmadelief
Lilith, wat doe je toch met me?

Sprankels sparkles spietspatvuurwerk vol
glimmering en shimmering – geeft u echt enkel college
om middernacht?

De auteur is dood! Oei, oei, oei
wat een zootje, wat een troep
al dat bloed en al dat huilen
en dat net na fellatio
zet de sirenes een beetje zachter alsjeblieft
ik moet morgen vroeg op – ontiegelijk vroeg
Kijk zie je wel – hé, kan het godverdomme een beetje zachter? –
daar is de Godenschemering al!
komt over de daken piepen in oranjerood
grijs als sigarettenrook – de auteur is dood! –
Lilith rookt lange sigaretten – ah en wee – dunne potloodlijntjes
damp, rook, foetsie, verkankerd oei oei oei geen kik meer

Daar gaat ze in publicatiewoede en andere beslommeringen,
op naar niemandsland, ogen draaien weg in hun kassen, sehnsuchterig komt zij klaar, zij
deconstrueert, ontvlamt, wordt opgetekend,
aangetekend, gebijsluiterd, prozaïsch bewierrookt
Lilith, Lilith, kijk eens VERRASSING
Oh het is een hondje!

O ze is zo unheimlich, Jungfrau Spleen,
ze fluistert in Zaum wanneer ze achter het stuur
gaat zitten – dit wordt een dolle rit, professor
Garcia Lorca ligt bedolven in een keurig massagraf
hij kreeg wat te verduren – hoedje af voor de modernisten!
arme arme arme Bernarda, het was niet gemakkelijk, ik weet het, ik weet het, maar wat verwacht je dat ik doe?

Dolle pret wanneer zij komt
Mejuffer rozebottel
wat is ze me een schreeuwertje
nevelsliertje, hautain, vernuftig, inventief en wat een glimlach – witter dan wit

Even plotseling als zij gekomen is verdwijnt zij weer
op naar haar vulkanische rozentuin, haar land van nooitgeweest,
haar paradijs van toen van schemerzoen
Daaa-aag, lieve oude mannen met grote plannen
grote ideeën, wilde dromen, professoren
Daaa-aag

Één twee drie weg is ze
in haar roestig 2 pk’tje
tuf tuf tuf naar de horizon

Daaa-aag Lilith
Daaa-aag.

zonder etiket – b. vogels

Die blouse is voorlopig niet in voorraad jongedame.
Niet balen, geen gezucht,
uw schuine blik kan snel opklaren.

Steek uw hals maar uit.
Maak de schouders bloot, uw lippen rood.
Hijs u uit het hemd.
Wij halen u hier uit.

We kunnen het straks beamen,
opgelucht,

de laatste dode is uit het puin geruimd.

woorden van een oude liefde – vincent corjanus

Het was moeilijk om de woorden van liefde
over je lippen te tillen.

Woorden die na het afwegen
ligt bleken te zijn.

Woorden die niet uit te drukken
zijn in geld of macht.

Woorden die mij vertelden
dat de striemen op de ziel zouden wegtrekken.

Woorden die over het denken heen galmden
en bleven zweven.

Toch zijn ze nu vastgekleefd
in het verleden.

Zijn ze in een hart of in een zwart boekje gekerfd?

Ze zijn bewaard.
Ze zijn verjaard.

ik heb niet met je gepokerd – monique methorst

Als we dan toch over armoedig hebben
een leeghoofd loop je niet zomaar op
wie dan leeft, wie dan zorgt dat het echt lijkt

alsof het hoort is deftig aan het woord
twee over het paard getilde lippen
nu het gezicht nog en wat er ook kijkt

kan mij nog minder schelen.

angst – laura mijnders

Wanneer krakende voetstappen
zich voortbewegen in een nacht
die me speels wakker houd
wanneer alles vastbesloten lijkt
te liggen in angst, slechts enkel angst
in diezelfde angst
die mij
dagelijks zo bruut m’n dromen ontneemt
dan
vraag ik me af
of het niet beter zou zijn
om zo’n leeg bierblikje in de trein te zijn
of het niet beter zou zijn
om te bestaan in een traag meebewegen met het stoppen
van zo’n ijzeren monster
in het optrekken en het schudden
het blijven steken
in de barsten van een vloer
die door niemand opgemerkt word
Misschien is het beter
de adem van een willekeurig mens op de rand
van mijn blikken lichaam te voelen
zijn lippen die me even aanraken
om vervolgens
weggesmeten te worden
en te rollen
en te rollen
en te rollen
totdat iemand me oppakt
en er voor mij besloten word
dat ik thuis hoor
in een vuilnisbank
waarin ik niet meer geacht word te bestaan
zou dat
soms
niet makkelijker zijn