Resultaten voor het trefwoord rug

de mossel is al heel gauw blinder dan de steen – jos van daanen

Ik kan je niet meer lezen
zei de mossel tegen de steen,
je gezicht is te verstrakt en je wezen
is diep weggezonken in je huid.

Gisteren kwam je nog zo heerlijk langs
mijn randjes schuren, sleet je nog
mijn scherpe kantjes, klopte je op mijn rug
om te kijken of ik binnen was.

En nu lijk je me dan zo verlaten
en voor eeuwig in jezelf gekeerd,
mijn lief, mijn steen, mijn ooit
zo gladgesleten zielemaat.

manisch-depressief – jacob van schaijk

de maan ontvangt haar licht van´t ijs terug
de einder lokt, ik schaats hem tegemoet
gedragen door de wind, zoals het moet
gedroomde vleugels heb ik op mijn rug

het licht van dorp en stad is ver van mij
meer levensteken is er niet dan dat
en nooit was ik in eenzaamheid zo blij
ik weet niet meer van ’t peilloos diepe gat

dan schuiven wolken donker voor de maan
en slaan een wak, mijn euforie gaat uit
ik weet niet meer hoe verder nu te gaan

volstrekte wanhoop, vreugde zonder grief
onscheidbaar koppel, polen noord en zuid
ik ben nu eenmaal manisch-depressief

ik, pantoffelheld – bert de kerpel

Bij tijd en stond stond ik op zolder te kijken
Of het stof zou wijken uit eigen initiatief
Of de minderheid de dode tijd zou verbeiden
Tot de meerderheid haar mening zou kwijten
En die eersten blasfemie zou verwijten

Dan sprongen wat haartjes recht op mijn rug
Stofdeeltjes van tussen mijn tenen, dikke
Onsjes woede van tussen de melkwitte rondingen
Van de namaak-Rubens op de schoorsteenmantel

Als ik opgeladen was strekte ik de arm
En vouwde de krant tot een stofzuiger
Die meteen aan zichzelf begon te zuigen
Zoals een hond zijn staart achternazit

Toen de geletterde zelfzuiger aan Hades’
Poorten stond stond ik op zolder te kijken
Naar mijn werk van barmhartigheid, nam
Een foto en plaatste die op Facebook.

omdat de tijd vliegt – maaike klaster

1.
 
De tijd nam mij op zijn rug.
Reuzenschildpad in aardmannengang.

Waar gaan wij heen, indiaantje zonder haar,
zonder wielen om je spaken; met het licht
van alle sterren om de wegenkaart te lezen?

Wij gaan dwars door cellen heen, boren in
atomen, ontwijken elke kern en liggen stil
in vacuüm om de uren te zien drijven.
 
 
2.

 
Vliedende dagen gaan te vlug.
Als ik kon vliegen dan ging ik
niet zo traag, dan was vandaag
als pijl te doorklieven, hield ik
tijd over en zwom ik terug.
 
 
3.
 
Toch nog vijftien,
in het licht van de relativiteit
en alles wat sneller beweegt,
terug in de tijd.

T-shirts met dode poplegendes
en die pas ontdekte grijns.

Prachtige onverschilligheid,
opgehemeld paradijs.

Hij zei: Neem een aardbei.
Ik zei: Graag.
 
 
4.
 
De tijd nam mij op zijn rug.
Reuzenschildpad in aardmannengang.

de dichter is dood – elsje de wit

De weduwe heeft op handen en voeten
al zijn gedichten bij elkaar geveegd
en afgelopen woensdag met pijn in haar
rug en knieën, drie zakken vol in
de oud papier container geleegd.

dooie hoer – andré van der spek

ergens
ligt
wellicht
op de rug
een dode vrouw

misschien
wordt ze
nog 1 keer

gebruikt

als tafelkleed

of als een ander
decorstuk


ach
ik weet niet
hoe
het voelt
met of zonder
rubber

maar als ik het hoor
hoer!!!
denk ik vaak
aan me moeder

aard-man – hanny van alphen

de aardappelen gepoot
en sjalotten geplant
rechtte de moede man zijn rug
wees omhoog
naar een vlucht vogels
boven zijn heilig land

kijk, alles vliegt en vreet
de tijd aan flarden

leven noch dood
of iets van waarde
zal beklijven
en toch
sprak de man
met vuile vingers
zou ik hier graag nog wat blijven

ik ben boek – hanny van alphen

mag ik even het woord
ik ben boek
niet zomaar een boek
een gebonden boek
deel I en deel II
ik heb een harde kaft
en knisperend blad
geregelde letters
klein en groot

een paar ezelsoortjes
en vaalblauwe afdruk
op m’n eerste blad, en oh ja
ik ben genummerd
heb een streepjescode
en sta met mijn rug
tegen de muur
van de bieb

afgeboekt ben ik
nu te koop
voor de helft van de helft
van de boekwaarde

stamvader – b. vogels

hij kijkt op naar bomen
ziet einde in hun kruin
omarmt de ringen van

de tijd verzwijgt beleefd
de leeftijd recht de rug
als booghout van essen

hij stamt uit een kringloop
losse kinderstappen
wortelt in het strooisel

en ik kijk op naar hem

klokkenspel – philippe diepvents

“Mannen lopen altijd achter hun klokkenspel aan,”
zei ze fronsend en wereldwijs in haar knapperige tongval.

Ik niet, liefje, ik niet.
Of beter: ik wel
Maar het spelen leidt me naar jou. Alleen naar jou. Naar de pionnen en dobbelstenen verborgen in je jurkje. Naar het speelbord dat jij etaleert en dat zich geurig aan me opdringt wanneer ik mijn ogen sluit.

Ik heb de regels goed gelezen en wil me met plezier ernaar buigen zonder gekruiste vingers achter mijn rug. Vakje per vakje vooruit. Het kost me geen moeite, echt niet, of toch niet veel. Spel mét grenzen, deze keer. Ga niet opnieuw langs start, om de gevangenis te vermijden. Jij bent het die elke schoonheidswedstrijd wint.

“Ook als ik oud ben en verlept en mijn lijf zich door de artritis niet meer zo soepel buigen kan?”, snoefde ze argwanend.

Natuurlijk, liefje, natuurlijk. Voor alle leeftijden, zo staat er op mijn doos. En trouwens, wie tegen kleuters speelt, geraakt al gauw verveeld van al dat winnen en gejengel.

“Ook als het leven zwaar weegt, zoals het onvermijdelijk wel eens zal doen? Als de spontane speelsheid ons geleidelijk of tijdelijk dreigt te ontglippen? Als het speelgoed even aan de kant geschoven dient om serieuzere zaken ter wille te zijn en we mekaar niet meer op onze wenken kunnen bedienen?”

Ook dan, liefje, ook dan. Ik speel misschien gretig en vol vuur, maar niet zonder geduld, bedachtzaamheid of alleen maar om te winnen.

“Dan is het goed.”, monkellachte ze me toe en herschikte uitnodigend haar pionnen.

“Zo lang,” aarzelde ik, omdat onzekerheid de meest charmante zwakheid is, omdat de waarheid vage randjes heeft, “zo lang… Zo lang je me maar niet te veel beurten doet overslaan.”

En toen, toen zat het spel op de wagen.