Er dooft alweer een zomerdag, geluk
is nergens veilig. De merel zingt bedaard
een requiem en jij, je zwijgt
me zacht over de randen van de liefde.
We drinken en verspillen haar als water:
hier heb je een rivier, hier heb je bomen
waar vochtige zielen onder schuilen,
hier heb je geuren en kleuren, voor later.
Naar binnen dan,
wij hoeven de wereld niet per se te zien
vergaan, het water neemt de tijd wel mee,
naar binnen dan.
We zwijgen tot onze ramen beslaan,
luisteren tot het bloedt in onze kelders,
strooien zaad, zo licht
dat het urenlang blijft zweven.
Recente reacties