Wat als zelfs de lente het ijs niet doet vergeten
met haar leugenachtige dagen, haar straffe noordenwind
en alle valse veren van haar liefde,
wat als het bekraste blad gevangen blijft in schaduw,
verstijfd tussen de lakens, in de schoot van de dood,
niet meer is
om te slaan.
Ik kan de tralies van de zon niet buigen. We raken
zo niet uit de grond. Kom terug in bed, ik spaar ons
tegen elke prijs, leg rozen aan de voeten
van je uitgedroogd skelet en leg mijn armen om je hoofd
als een stola van klimop. IJs verdooft, mijn lief, en beloofd
is beloofd, is beloofd.
Reageer