Het laat zich eenvoudig zeggen:
elk even getal groter dan vier is
de som van twee oneven priemgetallen.
Andersom is triviaal: de som van
twee oneven priemgetallen is
natuurlijk altijd even.
Dat is ook makkelijk in te zien:
ieder mens is, zoals bekend,
namelijk zelf een priemgetal.
Stel er twee samen in elkaar
en je hebt een even paar.
Maar neem nu elk denkbeeldig paar,
dan, zegt dus het vermoeden,
zijn er altijd twee mensen te vinden
die daar precies in passen, bij elkaar.
Kijk om je heen. Bewijs het maar.
Overtreed ik de spelregels van de redactie als ik reageer met wat ik laatst schreef (waar laat ik het vraagteken?):
Waarom nooit alles geschreven zal zijn
Kijk, het is heel simpel:
Elke meter m extra vanuit het middelpunt
voegt m*π-kwadraat vierkante meter ruimte toe
en zoals wij weten dijt de ruimte uit
dus daar past alvast geen speld meer tussen.
Omdat nu elke regel die geschreven wordt
afstand toevoegt aan het punt
van waar het schrijven begon
geldt dat alles dat geschreven kan worden
toeneemt met π-kwadraat maal de gemiddelde regellengte
van wat geschreven wordt.
Consequentie is natuurlijk wel
dat elke regel die ik schrijf
nog veel meer regels ongeschreven laat.
Dank! & je hebt een goede smaak, weet ik 😉
De wiskunde als levensbeschouwing. Goed gedicht, naar mijn smaak :).