Hij weert in de zachte tropenzon
nog altijd zijn verleden
-deed hetzelfde met de
toekomst waar hij kon-
maar nu gaat hij per slot het
waarlijk heilige betreden.
Hij staat stil, zonder oh’s en ah’s
bij de stolling van te veel eeuwen tijd.
Ziet bomen dwars door
tabernakels razen.
Hij tuurt naar de bas-reliefs
van olifantenpoten, vrouwen-
borsten, hardlemen vruchtbaarheid.
Hij snuift in de stille uren
eucalyptusgeur, de wierook
kringelt alom door de tempel-
kieren. Hij voelt adem in schreeuwen
overgaan om de eeuwigheid,
de dag, de nacht bevreesd te vieren.
Zijn God, in kathedralen groot-
gebracht en kleingemaakt, fluistert
hem toe in het uit-
heemse oord op pelgrimsschreden
terug te keren.
Reageer