Resultaten voor het trefwoord hij

* – martin m aart de jong

Er is een complot van velen tegen een enkeling
die ondergaat in een massa verstekelingen.
De boot vaart op volle zee en het water raakt op.
De boot loopt vast. De verstekelingen stappen uit.
 
De enkeling loopt mee. Ze lopen naar het land.
Het land staat onder water. Het land loopt leeg.
Er is een eiland voor de haven. Op het eiland
slaan de verstekelingen tenten op. De enkeling
 
blijft waakzaam. Hij slaat de sterren gade.
Je weet nooit wat sterren doen. Ze stralen.
Ze vallen als hun tijd gekomen is. Maar
 
waken. Blijf waken. Zet de maan wat lager
neer. Hou je vast als enkeling dat het beter
wordt en later, alsmaar wordt het later.

het onvermogen der klerken – gerard scharn

omringd door stroman en knipmes
predikt de valse vlasblonde – gezalfd
zijn woord – de terugkeer der tijden
van valbijl en rad en garotte en strop

de klerken ontleden in woord en geschrift
excrementen gevonden op de plaats delict
waar hij het vulgus heeft toegesproken
de abderieten het hoi polloi en plebejers

wat de klerken niet lukte lukte de valse vlasblonde
– verregend zijn naam – de terugkeer der tijden
tot voetnoot en glosse op posters en lijsten

dansles – marjon zomer

ze zeiden dat de oude man
die op de hoek van de
Sam de Wolffstraat woonde
kinderen ving om ze voor de
duvel te laten dansen

ik fietste voor het eerst
zonder zijwielen
tegen de koplamp op
van zijn eend
hij tikte tegen de ramen

’s avonds stond hij
in onze woonkamer
en moest ik
uit bed en in mijn pyjama
zeggen wat ik had gedaan

met mij en dansen
is het nooit goed gekomen

homo sapiens – hanny van alphen

De mens is het slijk
dat uit zijn handen gleed
toen hij nietsvermoedend de maan verplaatste
de grote beer verwekte en water bij de vissen deed
terwijl een moddersculptuur zijn armen strekte.

endlösung – august tholen

Voor altijd vergaderen ze daar,
de vijftien, in de Berlijnse villa
Am Großen Wannsee.

Regende het? Sneeuwde het?

In het ketelhok van de hel
overleggen ze voor eeuwig
op welke wijze miljoenen
mannen, vrouwen en kinderen
te verdonkeremanen.

En zelfs de duivel, die ze tracht te
onderbreken voor versnaperingen
– koekjes en thee – stuit op hun
ijzingwekkende zakelijkheid,

wordt door hun boekhoudkundige
moordzucht gegrepen en fluistert
– ondertussen gedienstig thee
schenkend – voor zich uit:

Als god nú nog bestaat
heeft hij het niet begrepen.

nieuw testament – august tholen

Voor altijd volwassen zaten we
beklemd tussen de boeken bijeen,
dichtend de gaten van het verleden,
balsemend de oude gezichten.

En bij ieder lijk dat we
uit het zwarte veen hesen
riepen we: Ach wat is hij dood!

En we probeerden niet te zien
het wurgkoord losjes rond de hals
en het gat in de met leer beklede
schedel, of de in waanzin bevroren
uitdrukking in de voorbije ogen.

En we probeerden een kroniek
te schrijven waarin zoons niet
werden omgebracht door hun vader,
en broers niet door hun broer.

En we probeerden de grote en kleine
botten van deze in vlees geschreven
geschiedenis zo te ordenen dat ze niet
langer verhaalden over geofferde zonen
of eeuwig roependen in de woestijn.

En voorgoed beklemd tussen de
onvermijdelijke bladzijden van de
volwassenheid smeekten we ach

laat ook dit een voorbijgaand verhaal zijn.

fictieve personages 2 – manja croiset

besloten geen nieuwe relaties
aan te gaan
de ware zal ik toch nooit
ontmoeten

aandachtig sta ik op een tentoonstelling
een schilderij te bekijken

een warme mannenstem
achter me zegt
u lijkt op haar

voornemens de opmerking te negeren
maar mijn nieuwsgierigheid
is sterker

me omdraaiend komt mijn blik
terecht in vriendelijke onderzoekende ogen

in een poging me te verweren
zeg ik vinnig
een variant op
ik ken u ergens van
nee zegt hij
ik ken u niet maar ik zou
u graag leren kennen

iets minder bits zeg ik
onder het “genot” van
een glas wijn zeker

hij blijft charmant
in goed gezelschap heb ik
geen alcohol nodig
dient hij van repliek

gelijktijdig schieten we in de lach

en het pleit is beslecht

babyfoto’s na de sluikstorting van een opgezette haas – delphine lecompte

Ik sluikstort mijn laatste opgezette haas in de tuin van mijn vroegere orthodontist
Mijn tanden zijn nog steeds lelijk maar de orthodontist is gepensioneerd
Na de sluikstorting breng ik een bezoek aan de necrofiele tegelzetter
Hij ligt op de sofa met een gebroken arm, op het gips staan acht trollen in viltstift,
Zeven karpers, en een verkeerd begrepen citaat van een dode Sovjettoneelschrijver.

Ik vraag: ‘Mag ik boven mijn teennagels knippen?’
Het mag, in de badkamer denk ik plots aan de robuuste kreeftenkweker
Die ik gisteren zo onbarmhartig heb afgewezen, hij wilde mijn fiets lenen
Ik verdrijf de gedachte en haal mijn nagelschaartje uit mijn kinderachtige rugzak
Ik knip enkel de teennagels van mijn linkervoet, ze zijn licht, licht als betekenisloze klavers.

Terug beneden warm ik rijstpap op voor de necrofiele tegelzetter
Ik strooi mijn vijf afgeknipte nagels in het pruttelende potje
De rijstpap brandt aan en de tegelzetter vraagt waarom
Ik geen avondcursus paardengebitverzorging volg
Hij denkt dat mijn moeder een manege uitbaat, hij denkt dat ik haar kan opvolgen.

Ik kieper de rijstpap in de vuilbak en geef de necrofiele tegelzetter een chocoladen letter
De ‘S’ van stakker, van staking, van stang, van slang, van slag, van sepsis, van sorry
Maar toch vooral de ‘S’ van mijn moeders voornaam, mijn meest onafhankelijke opvoeder
De necrofiele tegelzetter slokt de letter naar binnen
En zegt: ‘Nu moet je weggaan; ik wil niet dat je hier bent wanneer mijn poetsvrouw komt.’

Terug thuis blader ik in het zwangerschapstijdschrift
Dat ik vorige maand heb gekregen van mijn muze
Het was geen wreedheid, hij dacht echt dat het eindelijk gelukt was
De meest fotogenieke baby komt uit Lichtervelde, ik zal hem niet ontvoeren.

adder in knopenwinkel en op picknicktafel – delphine lecompte

We negeren de dode adder die op de picknicktafel ligt
Naast de dode adder liggen er twee telefoonboeken
Jij neemt het meest recente en ik blader in het oude
In het oude telefoonboek leeft mijn grootvader nog
Zijn minnares ook, ze had rode haren en ze pelde garnalen.

Ze had rode haren en ze kon een struisvogel in existentiële nood imiteren
Pas vele jaren later besefte ik dat ze eigenlijk de spot dreef
Met het orgasme van mijn grootvader, de ondankbare teef
In jouw telefoonboek staan een schrijnwerker en een oncoloog
Die dezelfde voornaam en familienaam dragen als je enige schoonbroer.

Je zegt: ‘Ik ga iets eten achter die boom daar. Die boom met de gekerfde initialen
Van je hatelijke moeder die mij gisteren in de knopenwinkel straal negeerde…’
‘Wat deed je in een knopenwinkel? Ben je opnieuw verliefd op een knopenverkoopster?’
Vraag ik ongerust, maar je bent al verdwenen met de laatste sandwich achter de stronk
Ik eet een augurk met lange tanden en achteraf pook ik met mijn zure wijsvinger in de adder.

Hij wordt levend of hij ontwaakt
Hij is vrouwelijk en zij bijt mij
Ik krijs hoger dan gewoonlijk, maar je blijft verscholen
Een normaal gezin dat net is toegekomen snelt ter hulp
De blakende moeder voert mij naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.

Onderweg vraag ik haar of schijn bedriegt
Of de gezinsleden binnenshuis manipulatief, rancuneus en giftig zijn
Of de normaliteit een dun laagje vernis is
De blakende moeder snuift misprijzend en sist:
‘Dom wicht, we zijn geen gezin; we zijn een toneelgezelschap. Maar jij krijgt geen vrijkaarten.’

weer worsten – delphine lecompte

‘Weerhaken in worsten’ is de kop, de regionale krantenkop
We zitten in de lege lobby van een hotel in Gieten
Ik sta op en zeg tegen de oude kruisboogschutter:
‘In een wereld vol hondenhaters wil ik niet zwanger zijn…’
Maar ik wil het wel, rond zijn, zelfs in deze wereld.

Ik ken deze wereld nog niet lang genoeg
Ik heb nog maar 32 schele beiaardiers, 59 necrofiele tegelzetters
86 pseudo-boeddhistische lamaverzorgers
En 101 anesthesiologen met hoogtevrees ontmoet
Nee, ik wil ze niet opnieuw tegenkomen.

Ze zouden me opnieuw sarren met hun onbesneden fallussen,
Ze zouden me opnieuw onderwerpen aan hun knullige origamicollecties,
Ze zouden vooral hun geld en hun porseleinen reigers terugeisen
Maar het geld is op en de porseleinen reigers staan nu op de schouwen
Van vurige Bulgaarse mijnwerkersvrouwen, ze staan daar goed, ze worden afgestoft.

Ik verlaat de lobby en keer terug naar onze hotelkamer
De oude kruisboogschutter blijft zitten, hij wil begrijpen hoe het komt
Dat chantage, vadermoord en hondenhaat hier zo origineel uit de hoek komen
In de hotelkamer raadpleeg ik Marcus
Hij komt niet origineel uit de hoek, toch herlees ik zijn evangelie volledig.

‘Waar was je al die tijd?’ vraagt de oude kruisboogschutter
Wanneer ik eindelijk opnieuw verschijn
‘Zat je weer in de douchecel? Jezelf vol te proppen
Met gestolen pindakaaskuipjes en geschooide stroopwafels??’
‘Ik was het evangelie volgens de guitige Marcus aan het herlezen!’

De oude kruisboogschutter gelooft mij
Hij haat het wanneer ik de waarheid spreek
Hij verafschuwt het wanneer mijn waarheid met Marcus te maken heeft
We verlaten het hotel om chantage of vadermoord in het echt te zien
We verlaten het hotel om ongekunstelde honden te belonen met vegetarische satés.