Een inhoudelijk beperkte reactie op een inhoudelijk beperkte bespreking.
De dichter T. van Deel is bijna officieel bejaard, volgend jaar wordt hij 65 en daarmee is hij overduidelijk van een andere generatie dan ik (geboren in het mooie wijnjaar 1975). Het feit dat hij bijna van zijn ouderdomspensioen kan genieten – hij nog wel – belet hem niet het schrijven van recensies, misschien met artritis in de vingers en een vers kopje kruidenthee naast het toetsenbord, maar goedgemutst en strijdvaardig. Zo heeft Thee zelfs de goedheid gehad om een korte bespreking te fabriceren voor NBD (na te lezen voor iedereen met een account op mijneigenbibliotheek.nl) over de bloemlezing Meesterwerk die ik samenstelde, waarin zoals Thee het omschrijft: ‘jonge, min of meer beginnende dichters […] reageren, in poëzie, op een gedicht van iemand die zij als een meester in het vak beschouwen.’ Hij begint zijn bespreking met een citaat van Hugo Claus: ‘Wij schrijven boeken nadat wij boeken gelezen hebben, nietwaar?’ Een citaat dat hij al reeds eerder gebruikte in zijn essay ‘Kritiek op critici’ en in zijn recensie ‘Blank voorhoofd, dito blanco facie, genre beau op jaren’ over Uit het oog van Jacq Vogelaar. Ik wil hem echter niet betichten van gemakzucht, dat vind ik te gemakkelijk.
Thee vindt het in zijn 189 woorden tellende bespreking jammer dat de samensteller de conclusies overlaat aan de lezer. Hij vindt dat ‘een tikkeltje gemakzuchtig misschien en ook niet getuigend van veel behoefte aan analyse.’ Uit zo’n opmerking spreekt de behoefte van de oudere generatie om de Parnassus te bestormen, om vadermoord te plegen, om zichzelf te profileren met dikdoenerij en theorieën die geen houtsnijden of standhouden, maar vooral bedoeld zijn om stof op te doen waaien. Want stof doen opwaaien voor al je 64 lezers is het belangrijkste wat er bestaat. Niesen is soms net zo lekker als klaarkomen. Ik heb die profileringsdrang in het geheel niet. Ik laat me niet het verwachtingspatroon van een verstofte dichter opleggen. Voor je het weet ben je de dichter die bekend staat om zijn werk over eksters, oude dames en slakjes die langs de wand van het aquarium “slijmen”. Hatsjie, iemand nog kruidenthee?
Dat ik geen conclusies trek heeft niets met gemakzucht te maken. Ik laat liever eenieder voor zichzelf denken. Waarom zou ik voor iemand de lol van het gedichten lezen bederven met gezaghebbende, doodlopende analyses? Er is hier dus sprake van een – zij het ongewilde – klassieke generatiekloof tussen Thee en mij.
Dat wij vele jaren (lichtjaren?) van elkaar verwijderd zijn blijkt eens te meer uit het feit dat Thee schijnbaar niet met internet om kan gaan, want waarom zou je anders schrijven dat de uitgave aan belang zou winnen door een korte toelichting van de dichters en een bibliografisch aanhangsel? Het internet staat vol met die gegevens. Even de naam van de gewenste dichter bij Google intypen, op de entertoets drukken, et voilà. Wel even controleren of de naam correct gespeld is, dus niet Tsaed Bruinja en M.G. Sieger. Ik zal hem niet betichten van gemakzucht, dat vind ik te gemakkelijk. Laten we het op de artritis houden. Nog een kopje slappe thee?
Daniël Dee
Artritis is een ontsteking van de gewrichten die veroorzaakt kan worden door reumatische aandoeningen (bijvoorbeeld reumatische artritis), verwondingen of bacteriële ontstekingen (septische artritis).
Artritis wordt onderscheiden van artrose: pijnlijke gewrichten door slijtage. Verwarrend is dat deze laatste aandoening in het Engels osteoarthritis genoemd wordt.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Artritis
Behoorlijk beledigend, dit stukje.
Als “officieel bejaarde”, volgens Dee, want 65 jaar, voel ik mij door dit stukje nogal op de tenen getrapt.
Geef een recensent een trap tegen zijn kl….n als je niet blij bent met zijn recensie, maar zinspeel niet op iemands leeftijd !
Niet iedereen die 65 jaar is heeft artrose (ook jonge mensen hebben vaak artose in jullie nat en koud klimaat, dat brengt jullie Hollandse nattigheid mee, en niet de leeftijd van de inwoners), en zit met kopjes kruidenthee voor zijn neus.
En wat betreft het “niet met internet kunnen omgaan” : je wil niet weten hoeveel jongere mensen er geen barst verstand hebben van hoe het internet werkt…
De vraag is natuurlijk waarom je zo’n bloemlezing maakt als je je niet wilt profileren. Van Deel heeft dus wel degelijk gelijk: wat je, door zo’n uiterst flauwe repliek te schrijven, zelf al impliciet maakt.