Ze staan naast elkaar, het erf
en de opstallen zwevend achter hen
ze kijken in de verte, maar bemerken niets
zij één hand in het schort, de andere
leunend tegen een deur
van een al jaren wegzakkend bedrijf
hij draagt een pet van een handel
ergens uit de wereld, maar het voldoet
treurig is het niet
hij spreekt haar aan als een jong meisje
ze leven nog tussen alle plannen in
het eerste begin
ongemerkt weggeraakt
ze groeten kort langs mij heen
en herkennen me, een beeld
dat al jaren in hen huist.
daarna weer de verte.
Tussen alle plannen in, of erlangs, of misschien zelfs eronderdoor, als een zachte mol die het allemaal niks kan schelen.