(De Casanova Concordantie V)
Ik weet niet meer wat vrijheid is.
Dagen, zij kuipen, langszij
de goot; strengen de tucht
van het verbannen; ledigen
het zicht op de seizoenen;
vergeten het knellen
van het door de tijd
~ voorbij het verstellen ~
gewette mes van het geweten
in mededogen te lenigen.
Wat valt er nog in vruchtbaar rijm
gevatte eisbloemen te verzuchten,
wanneer elke spiegeling
van het stugge denken
koud aan oude grond
blijft hangen?
Misschien is mijn leven
wat als van een vluchtige
schoonheid mist: rijp
voor de kist.
Reageer