Resultaten voor het trefwoord casanova concordantie

dagafsluiting – sunshine tenochtithlan

(De Casanova Concordantie VIII)

Hand in hand
de één met de ander
hand voor hand
geen ander ander

Arm in arm
het rijk gedeeld
arm om arm
even warm

Ik zie het
om me heen
en verdraag

Vouw de handen
arm en dicht

Niets te voelen
is wat mij
overeind houdt

Uitgekauwd
tot op het lot

overwintering – sunshine tenochtithlan

(De Casanova Concordantie VII)

“Kom toch maar niet,” zo zei ik haar,
daarbij wijzend op waar zij op zon,
maar ik mij niet in baden wilde.

Het was het wit dat mij deed schrikken,
het blanke niets van het nog ongeschreven
vers dat zich zou vertellen in mijn dagen,

gezeten aan het kampvuur van de snode
dood, porrend in de nagloeiing van resten
herinnering, in vonk en as verwaaiend

met de windselwinterwinden, elk onderscheid
per toeval in het besef gevallen, zoals ook zij
en laken zich niet binden laten tot een koord.

uit gewoond – sunshine tenochtithlan

(De Casanova Concordantie V)

Ik weet niet meer wat vrijheid is.

Dagen, zij kuipen, langszij
de goot; strengen de tucht
van het verbannen; ledigen
het zicht op de seizoenen;

vergeten het knellen
van het door de tijd
~ voorbij het verstellen ~
gewette mes van het geweten

in mededogen te lenigen.

Wat valt er nog in vruchtbaar rijm
gevatte eisbloemen te verzuchten,
wanneer elke spiegeling
van het stugge denken
koud aan oude grond
blijft hangen?

Misschien is mijn leven
wat als van een vluchtige
schoonheid mist: rijp

voor de kist.

verzet – sunshine tenochtithlan

(De Casanova Concordantie VI)

Hoeveel lentes nog?

Als onze ogen kruisen,
wil water breken door de dam;
oud en wijs der jaren,
zoals alle water is.

Maar jij hebt de loop
verzet, verwacht dat lente
ook deze keer
nog zal verjongen:
dat wat je toekomt.

Je vergeet: regen is
rijgen in ’t verleden.

Hoeveel lentes nog?

afhechting – sunshine tenochtithlan

(De Casanova Concordantie IV)

Als jij,
gestrikt op het droge af,
naar netten boeten vist;
zo hang je nooit aan zee.

Als jij,
door zwart zaad bezeten,
je akkers streven laat;
zo raak je niet verstrooid.

Als jij,
tot bloedens toe gerouwd,
onderhuids in roes vervalt;
zo blijf je je verwonderen.

Wat waarheid met de leugen doet,
valt niet te ontkennen.

Het claimt het zout der aarde,
aan jou de grond waarop.

van de elyseese velden – sunshine tenochtithlan

(De Casanova Concordantie III)

Verveling hangt mij aan
als melaatsheid een beeld.

Ik doe verwoed mijn best
een schuld op te bouwen,
zodat ik weer terug kan
gaan, het geluk uitbesteed.

Honger drijft mij naar de rand,
met één stap verder ben ik er

geweest.

de casanova concordantie – sunshine tenochtithlan

Men verdenkt mij van ongelukkig zijn;
met jou, wel te verstaan.

Dat is een, op zijn minst,
vreemd gaande vaststelling.

Ik ben naar geschiktheid ingelijfd,
niet anders dan dat jij, op dezelfde basis,
maar in afspiegeling daarvan,
jouzelf aan mij hebt gebonden.

Je hebt me vaak serieus genomen,
alsof ik er een neus voor heb.

Bewust ben ik van onware grond;
geen van de mijnen echter
zal ik er anders om uitleggen.

Jij kunt niet zonder, zeg je,
neemt mijn afscheid in bewaring.

Tijd prijst kleuren grijs,
walging is wat mensen in beweging houdt.

In dit monsterverbond
hangt het om verdragen.

bedenktijd – sunshine tenochtithlan

(De Casanova Concordantie II)

Het woelt van warm, gevallen in jouw schoot,
schelm de handen daar, een lonken lispelt
in je oren; waar wacht je op?

Het heit van neerslag, klater weegt de staat,
hangt zich om je plassen, een lucht dreigt
in je ogen; waar wacht je op?

Het wrikt van stelen, de tikken weer geklokt,
je arm zwaait blauw de dag, een dorst loogt
in je keel; waar wacht je op?

Wat tijd met herinnering doet,
moet je niet vergeten.

Het weent,
mijn oog jou aangedaan.