Vandaag, vrienden, zingen
we ons naar de vergetelheid.
We reizen tot boven
de pijnboomgrens
en zetten ons neer onder het
licht van een oeroude ster
waar de wereld eindelijk weer
tot rust komt en terugzinkt in
haar natuurlijke, geheiligde
staat van onverschilligheid.
Waar al haar ontroeringen weer
tot alledaags ongemak worden,
haar kalkstenen tranen niet
langer tot museaal marmer
worden samengedrukt,
haar meanderende beken
worden rechtgetrokken
en haar hysterische snik-
blauwe luchten in kalmer
tinten gepuzzelstukt.
Want eeuwig vallen
de regens in Frankrijk,
warrelt de geur van
versgebakken brood
er door leigrijze straten,
krijsen de everzwijnen
in de bossen om manna,
bedrijven stelletjes
de liefde in portieken,
schilderen krankzinnige
schilders blad voor blad
de vurige vingers van de
esdoorns op de hellingen,
speelt iemand Satie op
een Normandisch strand.
En eeuwig tuimel ik,
handenwringend,
in een vrije val
naar moeder aarde,
als Icarus,
als een oeroude ster
zingend,
zingend.
Recente reacties