een zilvermeeuw kroont
de berg tot keizerrijk
waarvan de heerser neerziet
op het dal, de leegte,
een wereld zonder mensen
een kakkerlak kraakt
onder zijn voeten,
geluid dat almacht claimt,
beschikking over leven
en dood van een creatuur
hij waant zich,
een seconde slechts.
meer dan mens een halve god,
tot schrik hem overmant
om eigen euveldaad
is dit gebeuren opzet
of is het ongeval,
nodeloos door onoplettendheid,
maar vergeeflijk
gezien de nietigheid?
hij verdrinkt bijna
in zijn gedroomde roes,
tot wie de berg kroonde
hem wakker krijst:
dwaas, dwaas, onnozele dwaas
Mooi! Strakke samenhang ook. Ik las wel in de laatste strofe automatisch;
“tot wie de berg kroonde”
in plaats van
“toe wie de berg kroonde”
Aai, typefoutje !
“toe” in derde regel van onder moet inderdaad “tot” zijn.
Vriendelijk verzoek aan de redactie dat te corrigeren.