Resultaten voor het trefwoord spijt

de valse dood aan de deur – ploos

die vrouw vond
tot slot van god en los van man en muis – geen flauw idee
dat haar huis haar huis allang niet meer
is het gek dat ze het niet herkent
en jou

je geur is raar geworden
want dat kan
je kan iets zijn dat haar ternauwernood gewend doorkruist
de plotselinge nieuwe tijd

haar aarde ligt gekanteld – zo komt het dat ze roept om polen
donder maar op
met je gelul en je karpatenkop
zegt ze tegen de krantenjongen

een zorgverstrekker vangt haar bang
en tegendraadse spijt
tekent zijn minuut en luistert
nauwelijks naar hart en longen

lentissimo – martin m aart de jong

Je zei vandaag, vandaag nog niet
het regent en de wereld ziet er
te mooi uit. Met zacht gebogen
kleuren en een natte huid waar

op de vers geperst lente druipt.
Wacht nu maar af totdat de tijd
in echo’s tussen bergen dreigt
met nachtelijk gedonder totdat

de hemel plots verscheurd wordt
door een flits en vrouwenstemmen
in een nis van eeuwigheid en spijt

je naam vertalen in een kus. Dan zul
je dansen als een Rus. Je zult stom
dronken vragen wie ik was. Dus wacht.

gedicht dat ik schreef op 16/01/92 – maaike klaster

Toen ik nog net 15 was
 
 
Verlangens
naar zijn warme mond
naar zijn koude hand(en)

Opgelaten
als ik te veel dingen zeg
als ik niet weet wat te zeggen

Kwaad
omdat hij niets van zich laat horen
omdat hij niets van zich laat zien

Spijt
dat het zover is gekomen
dat het niet verder gaat

Bang
dat ik hem ooit weer zal zien
dat ik hem nooit meer zal zien

de heer g.k. – joost de jonge

Waarde heer, het spijt mij zeer
U nooit te hebben gekend
En u nooit meer te kunnen kennen
U raadt het, ik weet wie u bent

De helft van uw gezicht
Verschuile u, gespeend van licht
Ik droom van stille lieflijkheid
Die wij in het oogcontact delen

Nee, dit is niet mogelijk
Het geheel is abject en onooglijk
Het zou zo moeten zijn
Dat ik weet wie u was, afijn

Spaar mij niet onzichtbare
U en ik zijn één en niet te verklaren
Mijn ziel huilt en lacht
Ik heb u vroeger veracht

Stem van het establishment
Stem van artistieke tirannie
Stem van weergaloos engagement
Stem van tijdloze poëzie

lucy II – marco martens

Ooit vlochten onze vingers als vanzelf in elkaar
maar na verloop van tijd zijn ze gaan wijzen.

Meestal als er sores is dan heb ík het gedaan
want ze begrijpt niet dat ik probeer haar te begrijpen.

We moeten lijmen, kopen bloemen, hebben spijt en praten uit
om te vermijden, te verbloemen, kennen pijn en slapen thuis.

We delen uit en incasseren, draaien kundig om de kern
tot de nacht wordt ingezet en onze echo langzaam sterft.

i’m sorry hero – calvin smith

Een autoflits kraakte achter mij maar
mijn beste vriend sprong er liefde voor
heel zijn leven in een rolstoel
slikte hij alleen en ongelukkig door
mij verdwenen zijn vrienden en dromen
kon ik nog wel al was ik het vergeten

De pauze brak met drie schoten aan
twee in de lucht en één onder zijn kin
had hij genoeg, waardeloze contacten maar
niets kon ik terug draaien
mijn benen in een koude storm
spijt het me al was ik mijn hero vergeten

buurman – berrie vugts

Buurman heeft nog met Henk Duut en Mario Been gespeeld
Voetbal? Vraag ik.
In de jeugd van Feyenoord, daarna nog bij Overmaas
Spits.
Kapotte knieën, een rode kaart, het woord homofiel,
Geen spijt.
Buurman kijkt naar mijn schoenen:
Eigenlijk moet je twee paar hebben
Eigenlijk wel ja, zeg ik
Voor als ze nat worden
Ik droog ze bij de verwarming
Dan krimpt de demping
Daarom moet je twee paar hebben
Buurman, ik heb het koud.

krijtspoor – anouk smies

Ik verzamel het geluid
van dom geluk
Ik hou van het klagen
als het zich rekt in de tijd

Van het hazewindhondenlijf
dat verblijft op 15 hoog
in het koudgelegde hoofd

Ik heb het al beloofd
toen ik kind was; te delen
maar velen kon het niet schelen
toen ik splinters geloof

beitelde uit spijt
Nu smelt ik met benzine
een gat om tot harnas

en sta zonder handen
in mijn witbestofte taal
volgroeid bij het leven in het krijt

zoet herinneren – hans goudart

Het leven lonkte vol beloften, maar wat bleek:
De mooiste mokkels vallen op
de grootste schoften.
Ik ben altijd veel te braaf geweest;
mijn leven lang een witte raaf geweest.
Begrijp me goed : Geen spoor van spijt
over alle benen wijd,
noch over het gevloeide maagdenbloed.
Ook zal ik nooit een kwaad woord
zelfs maar mompelen,
over de schatjes die ik weg zag strompelen.
Toch vraag ik mij bij vlagen af,
of mijn leven is geflopt.
Ik had er zoveel meer uit kunnen halen
als ik er meer had ingestopt.
Het blijft maar in mijn brein rondspoken:
Ik heb er lang niet alles ingestoken.
Nu zit ik soms te balen van
de leeg gebleven plekken in mijn dagboek
waar ongeschreven de verhalen staan
van zoet herinneren.
Weliswaar kookt mijn geheugen nu al over;
vergeleken bij mijn fantasie is mijn ervaring pover.