Resultaten voor het trefwoord leugens

signatuur – jacob van schaijk

je zwijgt het is beter zo en stil
weet ook niet wat te zeggen nu
staren we naar het plafond
woorden zijn verraderlijk

dat je me bedonderd hebt
het kan me niet meer schelen
en je leugens ook geen moer
zou zelf niet graag te biecht gaan

en wat onvergeeflijk leek
dat je jezelf verloochend hebt
blijkt in het vroege licht
de signatuur van ons verbond

zomeravond – august tholen

Van volstrekte koude naar een
avond in de zomer. De zon
zwenkt en dooft de ruimten
tussen de gebeurtenissen,

daar waar niemand is,
of ik, maar nauwelijks dan.

Ik hoor het ruisen van sparren
maar geloof ze niet. Leugens-
allemaal leugens. En toch, wat
een fraaie onwaarheid.
 
 
II
 
Dit: het zitten in een tuin op een
zomeravond, en een oorlog
horen komen overruisen
als een zwarte vogel.

Dan het paniekgevoel
beheersend om het gesprek,
deze schijnbare vredigheid
voort te zetten.

mythe – b. vogels

schuw mij even niet
in het flitslicht schuilt een leven
de vleugels van een veulen
de leugens van de rimpels
het simpel dartelen van een vrouw

zwart is slechts een schone schijn
waarin een jeugd verdwijnt

* – occludin

waarom geloof jij mij niet
als ik je van mij vertel
onder mijn blonde haren
een wereld zoals deze
je weet wel dat ik
eigenlijk niet om je geef

leugens scheppen slechts
een andere versie
van de waarheid

uitvalgedrag – anouk smies

Vandaag neem ik kennis
van de leugens in je hart

Die zijn niet detectisch omhuld
Noch
door een vlammenwerper
omgekruld

Meer het
snetterhard geluid
van bloedgeile eenden

en groupe op het ijs
net een vrouwtje gevloerd

Ik rek mijn hals
en zie je een gedicht later

Ga te water

zonnekoning – gisela van het veld

Elke dag staan er nieuwe levens op
die zich bedienen van mijn initialen
en mijn stem

Zo raken mijn lippen gewend
aan hun stomme verhalen
dat ik er bijna in zou gaan geloven
dat ik het ben die hier de leugens schrijft

Maar ik ben geen zonnekoning
die regeert over de dolenden
van dit rijk

Niemand kan mijn lichaam onthoofden

Ik ben maar een foto
een naam zonder identiteit

de landvoogd laat zich bijpraten – bert bevers

Nestwarme argwaan is nabij. In dit kale schrale midden van
de oostkust hunner Mare Nostrum aanhoort hij koren waarvan
niets hem kent. Hij vermoedt het ogenblik dat er geen splinters
meer in zingen haken, er liederen op komst zijn als meisjeszachte

lendenen, die barmhartige treden zullen bestijgen. Maar buiten,
waar ezels rond gaan over de gerst, besluiten mannen met loden
verledens te denken in bijlen. Hamerslagen weergalmen. Van
terechtstellingen met publiek moet hij eigenlijk niets weten.

“Waar moet ik vandaag op letten, schrijver?”, vraagt hij. “Hoe
ging Valerius Gratus hier mee om?” Niet cirkelt zich om wanhoop
vreugde. Er zijn nog volop leugens te betwisten. Gepeupel juicht,

hogepriesters grijnzen. Al is hij dan niet meer dan een passant,
geschreven blijft wat hij geschreven heeft. “Alles komt voor wie
rustig wachten kan,” peinst Pontius Pilatus als hij zijn handen

vijfentwintig leugens om waarheid te bewijzen – c.p. vincentius

Ik had het liefst eerder afscheid genomen;
vier bushaltes terug, bij een goede kroeg.
Vanuit elke positie verlamt houding de rug
en draait het oogwit garnizoensgewijs.
Tot achter de marcherende hersens in dril
klinkt; naar de muur hoor, huurmoordenaar!

Ik kan heel lang grimas van jewelste tonen,
tot laat in de nacht, vroeg in de ochtend
mijn gezicht ontspant, boven nachtspiegel.
In deze straat sterven weinig mensen jong;
straten ver zijn kinderen erg ziek, overleven,
huilen: in‘n lichtgeel schaam: lichaamsdeel.

Zo definitief, absoluut heeft ten einde raad
lang niet ons beider horizon en doel bepaald.
Jij hebt‘t liefst langer op de grens gewacht,
die hier en nu eigen plek aftekent en uitlijnt,
omheint tot plaats met hek en nummerplaat,
rekent: zal er al ’t ijle in allerzielen te zien?

Na de valkuilen en daluren kennen we elkaar
bij naam, bij houding en bij klank van vragen.
We houden van wandelen, een maakt regen
niets uit, de ander weigert ‘t dan pertinent.
’t Is ‘n beetje waarheid, losse feiten geschikt,
al blijft het op de proef stellen stroef pellen;

zo keert vijfentwintigste regel voorgaande om.