Van volstrekte koude naar een
avond in de zomer. De zon
zwenkt en dooft de ruimten
tussen de gebeurtenissen,
daar waar niemand is,
of ik, maar nauwelijks dan.
Ik hoor het ruisen van sparren
maar geloof ze niet. Leugens-
allemaal leugens. En toch, wat
een fraaie onwaarheid.
II
Dit: het zitten in een tuin op een
zomeravond, en een oorlog
horen komen overruisen
als een zwarte vogel.
Dan het paniekgevoel
beheersend om het gesprek,
deze schijnbare vredigheid
voort te zetten.
Reageer