Resultaten voor het trefwoord ibunda

oordeel – ibunda

Ik ben ontsnapt. Als laatste eerbetoon
aan de kierende massa die met
opengegaapte mond de schepping amuseert

er zijn halswenders, dwarsgelegen op
een slakkenspoor, ze kermen van
een verwassen kut en hete thee op de veranda

verdwijnen in wit verrimpelde huidlagen
er wordt geraspt tot aan het bloed

deze zondag spreek ik nog,
van moederkoeken en een ontblote borst
ongeschoren met een vuist in mijn mond

wat rest is vergeeld versleten, mijn oog
ziet slechts de blinde trouw

te koop: t.e.a.b. – ibunda

Eénmaal een, door de wol
gewassen dichtersparade

een set wollen koffers met
afgebladderde olifantenhuid

een handvol roffelroddelaars
seizoensgebonden, extra sterk

en een oude vouw in
handgeschreven bladmuziek

Bij voortijdig sterven gaarne verdelen onder belanghebbenden

kutpoëzie – ibunda

Het is niet dat jij de dagen dooft
de muze in haar laatste belofte voorziet
een roze tepel nieuw leven inblaast

dat je klem tussen alles en Godverlaten
lippen zuigt, je ogen naakt
en waanzinnig blasé

dat ik meer dan alleen maar kut
in poëzie verpak, of Franse chansons
drink uit een oud glas

het is niet wat jij belichaamt
in al je pedante vruchtbaarheid

er is iets van alleenrecht
en een beetje meer

aaltjes – ibunda

Het is de eerste laag
-afgepeld-
gerijpt tot aan de snede

de aarde smukt zich
onder dit verrassend aalt

het is de tweede laag
weerloos gefileerd tot op het bot

enkel nagels blijven achter
gescherpt aan minuscule zinsneden

geen laatste oordeel te vellen
de kwetsbaarheid is versteend
zonder betekenis

verschraald
verdord
verstorven

en achteloos verstrooid

nachtstonde – ibunda

Hak zonder slaap, zeven jonge
duivenmelkers in de echtelijke sponde
strooi wat zout voor ernstig
vlekkengevaar, ontvel een been,
bloedeloos tot aan de botten, tuf
wat tanden in een gezwollen mond
de tong is voor de snert

spijker zeven nagels in winterwitte luiken
splinter hout uit een eiken bed, klop
het stof uit oude kussens, en dons
de veertjes door ’t satijn

trek dan roodomrand de laatste
stuiptrekking en vergeet vooral
het koekje bij koffie niet

ongestoord gestoord – ibunda

Het zijn de dagen van
ongestoord tongen met een glaasje rood,
filosofisch geseks tussen poëtica, de tanden
diep vastgezet in Vaderlands gedrang

ze verdringen zich om vlag en wimpel
schoongelikt op mergelbeentjes,
Miss Tulpendoos in het kwadraat

roken blaadjes vegetarisch teer
zwaar geurend naar ezelachtig besef
serveren witte bloesems, vers
van het knekelgras

de uitverkorenen
verteren niet langer, ze zijn uitgekauwd
tot op het bot

tafelmanieren – ibunda

Het is een tafel van vele manieren
links bestek
                  rechts de vrouw

links en rechts een ontblote borst

in het midden
een ruiker geverfde schaamhaartjes
bijna vegetarisch rosé

haar amuse geknot op een zilver lepeltje
de bolle kant opwaarts
haar vingerkommetje naast bleekbeige damast

boulimia dijen
-toegevouwen-
gaan van hand tot hand

eerbare brokken zonder vel
zonder graat of mager

het is een tafel van vele manieren
links de man
                  rechts een echtgenoot

in het midden klinisch hersengekloot

schemeren – ibunda

Het staat op tafel te lezen, vale herinneringen
in vettig bijenwas, die dag
in de koude winter van het jaar

vader jachtte zijn laatste nadagen, schoot
soms een wild konijn, de oogjes glimmend
en vol geronnen bloed

moeder schemerde kruissteekjes, een lapje
ongebleekt in haar zware schoot
het glaasje brandewijn

onaangeroerd op tafel, het was
de koude winter van het jaar

vader slachtte
buitenechtelijk vlees, hanteerde nog eenmaal
zijn jachtgeweer, in de krib

een pasgeboren bastaardkind
haartjes rood, de oogjes glimmend
en vol geronnen bloed

meisje in het wit – ibunda

Er ligt een lijf gestript, bloot
en romig, de ogen gesloten
voor enig smuk

vader schiet koeienuiers, zes
voor de prijs van vier
op tafel een krotekoker

vol van vlees
met een randje vet, moeder
pelt wat tranen

kookt een halve kilo
zompig spek

de kaantjes
worden gretig verobert
door het meisje in het wit