Resultaten voor het trefwoord basje boer

brief met gaten – basje boer

Ik schrijf een brief aan alle meesters,
rode letters, gele datum
Mijn hanenpoten zijn gaan krullen
aan het einde van de zin

Mijn woorden maken zwarte gaten,
holle vragen
vraagt ’t inkt aan toen
Hoe was ik toch, en nu

Kinderen die naast me zaten,
die ik nog eens zie op straat
Jaren die zijn opgeslagen,
vergeten nu maar toch nooit kwijt

Ik post mijn brief aan alle meesters;
zwarte zegel, speekselkus
Ik vraag in gaten, wil het weten
maar niet: hoe gaat het jou

Alles maar niet:
Hoe gaat het jou

huis – basje boer

De wasmachien danst,
zich onbewust van
de blik van de mand
die met nieuwe was wacht

Het geblokt zwart-wit
van de vloer, van de bank
waar de kat (wit-zwart)
zijn schaakmat lag

Een paraplu verliest
zijn evenwicht

Het gordijn zuigt aan
in het raamkozijn

Ik ben er ook,
ik ben stil

Een man draait zich om in bed

ik verzon je omdat ik eenzaam was – basje boer

Ik wandel over
de lijnen in je gezicht,
struikel haast
en post een gedachte:
De envelop gekleurd
met bijenwas

Ik red de uren
uit de dagen,
breng ze aan de kant
van mijn herinnering.
Droog ze af,
geef ze water.
Ik verzon je omdat
ik eenzaam was

Ik schrijf over alle
wegen naar je vader,
over hoe hij almaar
stiller werd

Ik verveelde me nooit,
ik had in jou
een vriend, met jou
altijd een later

mos – basje boer

Op een plek
in het land
begroeid met mos
en de lucht erboven strak,

lig ik op mijn rug en
bekijk de wereld,
de bomen, de mensen
van onderaf,

spreid ik mijn armen,
open ik mijn mond,
houdt het geluid
op met bestaan

Ik verzin het land,
Het niets erboven,
het mos geschapen
uit letters alleen

de omtrek van de hond – basje boer

De deur gaat open en mijn blik
opzij
Het wit van de hond
snijdt
de omtrek van de hond
in het donker van de deur,
gromt en blaft

Zijn baasje met haar
precies zo
wit, het snijdt
de omtrek van haar en baard
in het schemer, bijna nacht

De man kijkt niet en
zegt geen gedag
Ik ook niet, ik weet precies
waar jullie wonen: bij dat raam,
begane grond
De kat
zegt wel gedag

hoe ik jou werd – basje boer

Vult de leegte in tussen haar wenkbrauwen
Trekt de wimpers door
Voelt aan onzichtbare haartjes tussen tepels
en navel
Tekent de haargrens weer terug naar
waar die ooit begon
Deukt de billen in,
drukt ze voorzichtig plat
Stift de lippen, tekent wangen
Knipt de nagels, de vingernagels
Tuit de mond, fantaseert
een borstpartij
Je bent mij

van boven gezien – basje boer

Van boven gezien
Je bent een stip en ons
hand in hand
drukt zwaar op je schouder
Een rode nagel bedekt
je hoofd, wegdek
Ik zie je dan weer wel,
dan weer niet
Was je mond eerst
een stip, nu is het
een streep
met tanden, een lach

twee – basje boer

Eerst een teen, een kleine teen
(De hielen volgen later)
Een zucht, een tinteling en dan
ben ik er twee, draai ik me om,

Kijk ik mij aan, reik ik, raak
mijn gezicht, het haar erlangs
De teen die stapte
uit haar vel

Ik adem de kriebel die ik blaas
Ik daag de ogen uit met de
wenkbrauw opgetrokken en lach
de tranen van mijn gelaat

Ik ben er twee: spiegel en
gespiegelde, zusjes van mezelf
Ik praat mijn echo en weerkaats
het antwoord op geen vraag:

echo van een echo van een echo van een echo van een echo van een

mijn mond uit – basje boer

Ik heb gesproken
Mijn adem holt achter het woord aan
mijn mond uit

Ik heb gesproken
Ik heb spijt

Ik denk misschien
waren alle oren bezig misschien
met iets anders
dan luisteren misschien,
waren alle ogen
van me afgekeerd

Maar ik heb gesproken
en mijn mond staat nog open
voor als het woord zich bedenkt
en terugkeert naar mijn tong

moment – basje boer

Ze had het zelf geloofd
Hardop gezegd in de trein
Om zich heen gekeken, gezien
dat niemand keek
– Niemand: twee vrouwen,
bejaarde man,
jongen met zijn oortjes is,
een vrouw zei tegen haar echtgenoot:
En als we thuis zijn, zet ik lekker
koffie voor je –
Haar keel geschraapt en
Gebloosd
Ze had het geloofd

Totdat
Haar vinger op de terugweg was
– van deurbel naar jaszak –
De deur werd ontsloten
Een geur voorzichtig voelde om de kier
Warmte over de drempel kroop
Een silhouet zijn donker gaf aan het licht
Dàt moment, precies dàt
moment en ze zag:
Lippenstift op een servet,
een vinger langs de onderrug,
thee zonder suiker,
een onderbroek met roze stippen en
een glas water naast het bed
Dàt moment en ze zag ook:
Alles van het knipperen met de ogen,
alles van de keren dat hij keek
en niet keek,
niet sprak
en niet luisterde
Alles van de adem tussen de woorden
die zei: Ik ben het niet