Er is een complot van velen tegen een enkeling
die ondergaat in een massa verstekelingen.
De boot vaart op volle zee en het water raakt op.
De boot loopt vast. De verstekelingen stappen uit.
De enkeling loopt mee. Ze lopen naar het land.
Het land staat onder water. Het land loopt leeg.
Er is een eiland voor de haven. Op het eiland
slaan de verstekelingen tenten op. De enkeling
blijft waakzaam. Hij slaat de sterren gade.
Je weet nooit wat sterren doen. Ze stralen.
Ze vallen als hun tijd gekomen is. Maar
waken. Blijf waken. Zet de maan wat lager
neer. Hou je vast als enkeling dat het beter
wordt en later, alsmaar wordt het later.
Resultaten voor het trefwoord ze
In de kern houden ze van je,
op je schouders kijken ze mee,
je overleden vrienden, voorouders, geliefden,
ze zien dat je niet feilloos bent,
dat je soms fouten maakt,
ze voelen het, ze weten het best,
maar dat geeft niet,
dat geeft echt niet,
oordelen doen ze niet,
nee, dat laten ze over
aan de rest.
Ze stonden al jaren tegenover elkaar
met het geweer in de hand
naar elkaar te kijken
ze leefden in een droom
een droom in een ballon
die niet lek mocht gaan
elke dag poetsten ze hun lopen
smeerden hun laarzen in
met vet
nooit is er geschoten
maar praten
deden ze ook niet.
ze zeiden dat de oude man
die op de hoek van de
Sam de Wolffstraat woonde
kinderen ving om ze voor de
duvel te laten dansen
ik fietste voor het eerst
zonder zijwielen
tegen de koplamp op
van zijn eend
hij tikte tegen de ramen
’s avonds stond hij
in onze woonkamer
en moest ik
uit bed en in mijn pyjama
zeggen wat ik had gedaan
met mij en dansen
is het nooit goed gekomen
bij het havenhoofd dreven woorden
als spiegelbeeld van lome meeuwen
voor mij en de vissen
maar pakken kon ik ze niet
met vier was ik blij geweest
genoeg voor een mooie zomerdag
of een ander leven
ik bleef een vis op het droge
je wees mij een tanker aan en zei
kijk, die komt van waar
albatrossen zweven in de zon
samen gezien in de bioscoop
wat moet ik met albatrossen
en zweven in de zon
als ik met jou zinken wil
naar de diepte van de oceaan
ik knikte en zei: over een kwartier
moeten we binnen zijn
sloeg mijn vleugels uit en zocht
gezelschap bij de meeuwen
Deze voorstelling is een portret van een snoeshaan
Een man die ik herken
maar toch, weer vergeten
Klein
van zijn stuk zit hij verstopt
achter zijn snaren
Hij beroert ze zacht en mij
laat hij achter met open jas en ongekamd
Het was vroeger, hij zong
te vroeg
leed zijn leven
en dronk zijn ruggengraat waterpas
In een krant stond zijn dood geschreven
Hij viel eindelijk samen
Met een schaduw in zijn schoen verzon hij mij
met een zoon en man en het rode fietsje in de gang
Wie kent ze niet
De feestjes
Hij komt voortijdig klaar
Roept de verkeerde naam
So what? Kort erop
de beestjes
Je ouders vroegen nog
Met wie kom je dit jaar
grootvaders klok in de vestibule
stond stil toen Sijtje van de Hoeve
werd geraakt
op haar klompen
had ze aangevoeld en gewaakt
tot de verzwegen vlet
haar oog ontvoer
met de beladen vracht
verscholen tussen teer en lompen
het doodsuur is nooit verzet
Voor altijd vergaderen ze daar,
de vijftien, in de Berlijnse villa
Am Großen Wannsee.
Regende het? Sneeuwde het?
In het ketelhok van de hel
overleggen ze voor eeuwig
op welke wijze miljoenen
mannen, vrouwen en kinderen
te verdonkeremanen.
En zelfs de duivel, die ze tracht te
onderbreken voor versnaperingen
– koekjes en thee – stuit op hun
ijzingwekkende zakelijkheid,
wordt door hun boekhoudkundige
moordzucht gegrepen en fluistert
– ondertussen gedienstig thee
schenkend – voor zich uit:
Als god nú nog bestaat
heeft hij het niet begrepen.
Het lot kent mij beter dan ikzelf,
ze lijkt zo anders opeens
zo gesloten
het is nimmer mijn keuze geweest
haar te verlaten
maar dwingen mag ik ook niet
er zullen meerderen volgen
deze oorlog is niet zomaar voorbij
als het zwaard dat ik echt niet wil dragen
het geld met 1 oog wat ik maar niet wil najagen
overal de angst, de grens, het debacle
laat de wereld draaien
geef elkaar een hand
we vragen bij jezelf te raden te gaan
is de grond van jou
of ben ik van dit land?
Recente reacties