Resultaten voor het trefwoord op

waar moet je op letten bij het kopen van een huis? – pallas van huizen

1. Ga nooit alleen zaken doen.
2. Laat het huis taxeren door een onafhankelijke taxateur.
3. verkoop eerst je oude huis voordat je een nieuw huis koopt.
4. Zorg dat je niet meer leent dan je kan dragen.
5. Praat alles goed met elkaar door.
 
Bij punt 1:
 
Neem een vertrouwd persoon mee en let samen goed op wat er gezegd wordt en geschreven staat (vooral in de kleine lettertjes), laat je niet onder druk zetten en gebruik je verstand, wat de ene niet weet of ziet dat weet of ziet de ander misschien wel, want twee weten altijd meer dan één.
 
Bij punt 2:
 
Geloof niet zomaar de verkooppraatjes van de verkoper, maar laat een buitenstaander die verstand heeft van zaken de woning zo precies mogelijk taxeren.
 
Bij punt 3:
 
Tref een overgangsregeling met de koper van je oude huis op het moment dat je naar een nieuw huis toegaat. Eventueel kan je ook in de vrije sector huren.
 
Bij punt 4:
 
Hou rekening met eventuele extra kosten door de geboorte van een kind of kinderen, ziekte, ontslag, het wegvallen van de naaste of onderhoudskosten aan het huis.
 
Bij punt 5:
 
Zorg dat je van elkaar weet waar je aan toe bent bij verschillende denkbare situaties. Zeker weten is altijd beter dan achteraf zeggen: Had ik het maar geweten. Je moet goed beslagen ten ijs komen, dus wees er op voorbereid dat het soms nog wel eens tegen kan zitten.

adder in knopenwinkel en op picknicktafel – delphine lecompte

We negeren de dode adder die op de picknicktafel ligt
Naast de dode adder liggen er twee telefoonboeken
Jij neemt het meest recente en ik blader in het oude
In het oude telefoonboek leeft mijn grootvader nog
Zijn minnares ook, ze had rode haren en ze pelde garnalen.

Ze had rode haren en ze kon een struisvogel in existentiële nood imiteren
Pas vele jaren later besefte ik dat ze eigenlijk de spot dreef
Met het orgasme van mijn grootvader, de ondankbare teef
In jouw telefoonboek staan een schrijnwerker en een oncoloog
Die dezelfde voornaam en familienaam dragen als je enige schoonbroer.

Je zegt: ‘Ik ga iets eten achter die boom daar. Die boom met de gekerfde initialen
Van je hatelijke moeder die mij gisteren in de knopenwinkel straal negeerde…’
‘Wat deed je in een knopenwinkel? Ben je opnieuw verliefd op een knopenverkoopster?’
Vraag ik ongerust, maar je bent al verdwenen met de laatste sandwich achter de stronk
Ik eet een augurk met lange tanden en achteraf pook ik met mijn zure wijsvinger in de adder.

Hij wordt levend of hij ontwaakt
Hij is vrouwelijk en zij bijt mij
Ik krijs hoger dan gewoonlijk, maar je blijft verscholen
Een normaal gezin dat net is toegekomen snelt ter hulp
De blakende moeder voert mij naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.

Onderweg vraag ik haar of schijn bedriegt
Of de gezinsleden binnenshuis manipulatief, rancuneus en giftig zijn
Of de normaliteit een dun laagje vernis is
De blakende moeder snuift misprijzend en sist:
‘Dom wicht, we zijn geen gezin; we zijn een toneelgezelschap. Maar jij krijgt geen vrijkaarten.’

op weg naar Ø – arne berdache

op weg naar Ø
ontmoet ik contingent a ∈ B
we nemen even afstand van de Staat
en drinken een glas wijn

op een kruk aan de andere kant van haar toog
we lachen even en spuwen vuur en gal
op vers voet- en fietspad

a weet zich te onttrekken en wordt
net zoals ik ∉ B
al riskeerden we toch even eeuwig opgesloten
en verkeerd te kantelen
samen te verzeilen in het Dal van Hinnom

ah hoe leuk als twee
die omzoomde weg op te gaan
naar Ø

zelfbedrog – jan bontje

gevleugelde gouden arenden
duiken op parels
in de oerzee
waar de oersoep
net zo heet wordt gedronken
als opscheppers
van de evolutie
waar Darwin op doelde
maar zonder doel
gaat zij voort
en brengt monsters voort
die de macht grijpen
in steden en op pleinen
waar stenen tegen traangas
en achter de glazen helmen
verschijnen kinderhoofdjes
die stenen gooien naar zandgebakjes
we will rock you
en torens storten in
zowel in Babel
als New York
en de muren van Jericho
Berlijn en Palestina
zijn niet veilig
voor de vlammende protesten
van beatniks en joden
dichters en anarchisten
die niet in hokjes passen
maar oppassen!
want het goud dat blinkt
is nep
net als de botoxmeisjes
en hun kunstlippen
en nepborsten
en nepglimlach
de moloch
Ness lacht in haar vuistje
terwijl de dodendans
rond het gouden kalf
voortgaat
het inferno
dat zij hebben ontstoken
op aarde die de hel is
– de anderen –
zoals JP Sartre zei
– hij sloeg de spijker op zijn kop –
van Jut
sint Juttemis
who wants to live forever
maar
de Queen wil maar niet dood
en de prins wacht
op zijn kikker _van Basho_
die geluid maakte
als van een sprong
in het duister
van Pascal
die Kant noch wal ziet
maar oeverloos zwetst
en jongelingen naar de afgrond stuurt
met machinegeweren
op hun schoot
en cornflakes in de voorraadkast
naast de havermout
styreen en imitatie
concentratie
kamp
bommen
die uiteenspatten
op de hoofden van
reclamemonsters
het stinkt naar plastic en Auschwitz
naar gebraden mensenvlees en yoghurt
en de machines ratelen
en de kogels vliegen om de oren
maar ze horen niet
want ze zijn ziende blind
zij horen alleen de kassa rinkelen
het geluid van hun botte hersens
en lege hoofden
die weergalmen als holle vaten
en het tromgeroffel van de
krijgsdans
van krijgers uit een ver verleden
sta stil!
maar toch beweegt zij
en is nooit te stoppen
nooit
maar nu wel
althans volgens de naïeve lezer
maar het is schijn
nee
het is zelfbedrog

op de loer – tijl nuyts

Op momenten waarop ik
onweerstaanbaar veel zin heb
in verrassingseffecten en heimelijkheid
ga ik op de loer liggen

De loer is een grote rozerode vrouw
dubbel zo groot als een normale vrouw
en dubbel zo rozerood

Ze ligt languit in het wuivende gras
voorover, op haar snoet
en giechelt, grinnikt, schatert aan één stuk door
met een lach als een klingelende koebel

Wanneer ik op haar ga liggen
kirt ze en schudt ze met haar bovenarmen
blij dat ik op haar uitnodiging ben ingegaan

Wanneer het weer wat meezit
kan ik zo uren blijven

liggen op de loer in het struikgewas

en terwijl ik me vasthoud aan haar haren
laat ik alle voorbijgangers schrikken.

midden op een doorgeweekte dag – martin m aart de jong

tussen de slangen van een fabriek die producten maakte voor consumenten in een naburig land om behoeften te dekken die door slimme marketing waren opgewekt, liep een man naar de toekomst te kijken en zag erin weerspiegeld zijn hele zijn en hebben en houden. Een vrouw, een gezin, een huis, een maaltijd, een kruis – want hij geloofde dat de mens moest lijden, was het niet aan ziektes dan was het wel aan alles op de wereld. Er was geen dag tot op heden waarvan hij ooit genoot – maar nu, met zijn blik op de toekomst en zijn hand op zijn hart zwoer hij dat geluk iets deelbaars was, weerspiegeld in oases met deinende palmen en vrouwen met kruiken op het hoofd. Een kameel liep voorbij en knikte moeizaam naar de verte.

er staat een naakte kaarsenmaker op de snookertafel – delphine lecompte

Wat doet die blote kaarsenmaker op de snookertafel?
Niemand weet het, zelfs de jongste zoon van de taxidermist
Kan slechts gissen naar de beweegreden van zijn oom
Het lijkt van ver op plat exhibitionisme
Maar dan ken je de kaarsenmaker niet.

Ik ken de kaarsenmaker een klein beetje
Drie jaar geleden heb ik eens een kaars van hem gekocht
Een kaars in de vorm van een rammelaar
Tussen zijn oren ontsproot de wiek
Na vijf seances met Tolstoj was hij gesmolten.

De blote kaarsenmaker kerft in spiegelschrift
Een anagram van OLIELAMP in zijn buikhuid
Wanneer de psychiatrische beulen met visnetten arriveren
Probeert de jongste zoon van de taxidermist hen tegen te houden
Ze nemen hem ook mee, o wee.

Een week later mogen beiden bezoek ontvangen
Ik bezoek eerst de kaarsenmaker
Hij draagt een geruite pyjama
Die ruikt naar de vorige 100 gebruikers
99 van de 100 vorige pyjamagebruikers waren imkers.

Dat wist ik niet, het verrast mij
Dat imkers zo gemakkelijk ten prooi vallen schizoïde betrekkingswanen
Ik heb kersenbonbons, een houten nijlpaard, en ‘Oorlog en Vrede’ meegebracht
De kaarsenmaker is dankbaar
Omdat hij dankbaar is krijg ik een kus op mijn clitoris.

Daarna bezoek ik in dezelfde kamer met lege handen
De jongste zoon van de taxidermist, hij slaapt naakt
Ik streel zijn penis niet.

op een kier – dio the cilany

halfopen deur; een beetje scheef
het vermolmde hout
van vijftig jaar geleden nieuw
en achterstallig onderhoud

de stapel witte stoelen
laatste tand
van een afgeschreven gebit

ik zit
en zie de momenten
ik voel
ze glippen uit mijn hand