Resultaten voor het trefwoord op

op dinsdag schijn ik heilig – bert de kerpel

Toen ik vanmorgen wakker werd
Zag ik magische bonen met januskoppen
Terwijl ze rolden van goed naar kwaad
Jongleerde ik wat levens op mijn handen

Mijn voeten regen de bonen aaneen
Van kwaad naar goed maar meestal
Omgekeerd. Als ik een steek liet vallen
Deed ik dito met een leven. ’s Middags

At ik chili met pompoentaart, waste
Mijn handen in kinderchampagne en
Gaf de ketting aan de drinkers van
Morgen moet je dromen, slaap zacht.

… en morgen weer de wagen op. – martin m aart de jong

Hij neemt de vuilnis mee
hij heeft een stapel vuur
op zak thuis drinkt hij
meestal thee maar soms
wanneer het donker wordt
daar in zijn kop neemt
hij een schot het leven
sleept zich voort van
zondag naar zondag
frikandellen & patat
des ’s avonds bij
het voetbal voor
de dag erna
de wagen op
na koffie
hij tilt
gooit weg,
gooit alles
weg en maalt.

…op een dag was het crisis. – martin m aart de jong

treinen liepen traag files liepen
vast, zoals gewoonlijk. Deuren
gingen dicht, monden gingen open
er was een man die een vrouw lief
had. Er was een kind dat ademde
op de zonbestoven straat. Er was
niemand op een plek waar de zon
ten onder ging er was niemand
op een plek waar de maan de wolken
ving in een weerkaatsing.
Het was crisis en de tijd
rolde de wereld in.

de hort op – maaike klaster

Vandaag zag ik in de Hortus Botanicus Amsterdam een vlinder
geboren worden. Nou ja, tevoorschijn komen uit een cocon.
Met verkreukelde vleugels, maar heel. Niet zo snel als ik dit schreef,
als u of jij dit leest, maar dagen waren het ook niet. Dat is – wat is? –
hoe lang het duurt om vanuit halfbewusteloze slaaptoestand,
uitgeput maar wakker, tevreden het leven tegemoet te treden. De zon
scheen, dat scheelde, dat scheelde heel veel, en ik was voor het eerst
in weken op de been, op reis in eigen stad, vond overal stukjes van
mijn verhalen terug. Geen idee hoe dat kon of kan, maar ik werd er
vrolijk van. Er was ergens iemand die op mij wachtte; voor het eerst
in mijn bestaan was er iemand die smeekte of ik als-je-blieft thuis
wilde komen. Dat scheelde ook. Hij had nog geen sorry gezegd, dus
ik bleef wat langer van huis, en hij maar huilen. Soms is dat het enige
wat je voor een ander kunt doen: net lang genoeg wegblijven zodat
diegene zelf die verloren puzzlestukjes onder de bank vandaan kan
vegen, tegen zichzelf zal schreeuwen omdat hij iets onbeschrijflijk
smerigs heeft gedaan. Daar wilde ik graag bij helpen, maar alleen
voor mijzelf, want niemand – níemand – komt met schoongewassen
vingers aan mijn open vleeswond om mij te vertellen dat ik de
veroorzaker daarvan misschien had moeten bedanken en dat het
nalaten daarvan waarschijnlijk de bron van alle kwaad was. Geen
mens komt met zo’n opmerking weg. Ook mijn grote liefde niet.
Iemand die zoiets bij mij flikt – zijn fikken niet thuis kan houden –
zich bovendien zogenaamd onkwetsbaar toont en op die manier
veilig buiten schot blijft, kan mijn razernij verwachten op de meest
onverwachte momenten en met een scherpe linkse hoek. Ga dan maar
met stoffer en blik in de aanslag naar die paar kiezen, die stifttanden,
die voorzetplaatjes, die memorykaarten; puzzlestukjes op zoek. Dan
ga ik nog even aan de vlinderstruik ruiken, lelies uitzwaaien,
vleesetende planten een hart onder de riem steken. Ik hoor wel
wanneer jij het jezelf hebt vergeven. Dan wacht ik nog wel wat.

wachten op het duizendste uur – maaike klaster

1.
 
Verliefd zitten wachten op iemand die je nauwelijks kent,
maar die je als enige op aarde binnenstebuiten wilt keren
om steeds opnieuw te leren kennen, die je als een lange, warme
jas wilt dragen om aan de rest van de wereld te laten zien:
Kijk, hoe mooi!, terwijl diegene vanuit de binnenzak van die jas
mee kan kijken, lachend gesprekken met je voert die verder
niemand kan horen, doet je beseffen hoe godvergeten alleen, nee
zeg maar gerust eenzaam je bent geweest, maar dat ook dat nu
niet meer uitmaakt. Waarom duurt dat wachten dan zo lang?
 
 
2.
 
Iedere seconde die nu wegglijdt als één van de stromende
korrels in een zandloper is een seconde die wij nooit meer
samen zullen meemaken. Heb je daar aan gedacht? Volgens
mij is tijd één van de kostbaarste geschenken op aarde, maar
zonder liefde juist weer het tegenovergestelde waard.
Waarom bel je me niet?
 
 
3.
 
Me klem zuipen, straalbezopen op straat gaan liggen en me door de
eerste de beste vrachtwagen dood laten rijden, lijkt me een betere
optie dan dit stille doodbloeden. Jij bent echt een heer die weet hoe
hij een dame moet schaken.
 
 
4.
 
Er is zoiets als het eind van je Latijn. Wanneer heeft iemand dat
bereikt? Ik begin er een redelijk goed beeld van te krijgen.
Jij zult er in ieder geval niet bij zijn. Hoe houd jij het eigenlijk uit?
Wacht, natuurlijk, jij zit niet al anderhalve eeuw in je eentje thuis
al het werk te doen. Jij was bezig de wereld rond te reizen zonder
mij. Goed dat ik dat weet.
 
 
5.
 
Moe? Ik? Ik weet niet wat dat is, maar ik zou wel graag zeshonderd jaar
willen slapen, steeds op en neer in de tijd. Honderd heen en honderd terug,
om daarna gewoon weer hier op dit punt uit te komen. Of nee, liever
zeshonderd min één dag, want ik heb lang genoeg op jou gewacht. Dat
betekent dat als ik nu vijfhonderdnegenennegentig jaar op een neer ga
slapen, ik morgen uitgerust weer wakker word en precies op tijd ben om
jou in je gezicht te slaan als je tegen die tijd nog steeds de telefoon niet
hebt opgepakt. Dan moet je wel eerst langskomen. Begrijp je wat ik zeg?
 
 
6.
 
In het echt ben ik veel leuker, omdat je dan (iedereen die preuts is
aangelegd nu even de andere kant opkijken) mijn kut van dichtbij
mag zien. Meer verklap ik niet. Je zou het waarschijnlijk niet zeggen,
maar ik ben uitermate gesteld op mijn privacy. Dan weet je dat alvast.

geduld is op – peter de groot

daar sta je dan
wachten tot
licht gedoofd

zie je iemand
te vroeg denk je

word maar platgereden
door de eerste de beste trein
gewoon niets persoonlijks

maar ik sta liever niet
voor jan met de korte
lul te wachten

ik moet op tijd gaan slapen – ellen vedder

straks twee opgetogen koppies
aan mijn bed en een grote grijns
en ik voel weer de opwinding

van zachtjes de trap op sluipen
wiebelend het mooi opgemaakte ontbijt
die bloemen in dat vaasje

moeder zei steevast ‘mooi hoor’
en staarde er dan over heen
naar iets heel ver weg,
‘maar dat zul je nog wel leren’

ik moet op tijd gaan slapen
want morgen eet ik verbrande toast
en een ei, desnoods zacht gekookt

laatste ronde – bennie spekken

er zijn er die hopen
dat het eeuwig doorgaat

die altijd blijven hangen
laten we wel wezen

die vrezen, die zijn link
een ander kan stikken

en die smekende blikken
geen aandacht aan schenken

de muziek stopt. het is hard
maar het houdt een keer op

op drift – b. vogels

Haar droom briest alle driften los.
Ze knelt de hengstige flanken.
De wervelende rug gebogen over holle wegen.

Het hinniken in de mist, haar manen in de schijn,
het klieven van de dreven.
Het draven van een op hol geslagen kruis,
het stomen van haar ros.

Die droom laat ze nooit meer los.