Resultaten voor het trefwoord kroeg

lachje – jacob van schaijk

op het perron van een klein station
wachten twee meter van elkaar
Henk en Marjon van in de zestig
op de trein die daar nooit stopt

even wisselen ze een knikje
met een schuchter lachje, een
dag meneer en dag mevrouw
net lang genoeg

om de trein voorbij te laten gaan
iets dat ze vieren
in de kroeg van Ome Toon

en vier uur later rijden ze
zich samen
in beschonken toestand dood

code onbekend – florimond wassenaar

de vingers vast in de geldautomaat
de kaart afgebroken, geen service nu
patat koud, de sokken nat, tas gestolen
de zinnen losgeweekt uit een kroeg
ik kan mijzelf niet meer bewijzen
existentieel van het papier afgewaaid
bestolen in een draaideur, geen bereik
apps schieten te kort, waar ben je?
help mij, geef een dollarteken herken
mijn spelling, de dictie van de wanhoop
geef me je code, ontruim me dan
geklinkerd, gestrand, ingepakt, verpand
vouw me open als een biljet, weet me
zoals ik jou weet, laten we feiten zijn
je laatste sigaret? geef me die dan
neem mijn vlees en eet, ik ouwel jij geest
lief ontsporen, val zonder eind, ver land
herinner mij, stel me voor zoals ik hier
kijk mijn ogen ze staan los van mij
ze dwalen af, je verlaat me al, ik voel het
spijt, bitterzoet in de zon, rauwe huid
van het zout, de aarde staat op springen
en nog verga ik niet, het blijft wringen
je brandend haar, je handen in een sopje
klaar om gelukkig, waren we maar
een oogopslag gevuld met de geschiedenis
je reinste, alles, ook je haarkleur,
het verschiet, waar ben je, maak me los
vergeet mij niet…

wijsheid in een klein hoekje. – martin m aart de jong

Ze zei zo zwart als wij hebben geleden
maken jullie het nooit meer goed ik zal
niet zwijgen op 4 mei het zout in alle
wonden. Ik zei maar niets ging vroeg

de kroeg in whiskey drinken en besloot
nooit meer Chinees te eten. Vooral
nummer 44 niet, in ieder geval nooit
meer met knoflook en zwarte bonen.

de kapster in de kroeg – jan holtman

zwart kleedt mooi af, weet ze
dat haar tieten ondanks zwart
veel te groot zijn, vergeet ze

want er is feest in het dorp
en dan moet alles kunnen
lacht ze om het hardst

aan de bar zit een man die
me bekoort, het is haar man
hij rookt, hij wil naar huis

het meer – hans goudart

ik heb zin om langs een meer te lopen
langs een meer gelopen
ik had zin om langs een meer te lopen
ik liep langs een meer

ik had het hele meer wel rond gewild
de vorm die het toevallig had
afwisselend mijn voeten in het water
en over kademuren
langs de oever
het was hier en daar
een boulevard bijna

het meer is groot
maar niet van alleman verlaten
er mag wel wat bebouwing staan
een stad of dorp desnoods
een verdwaalde kroeg
is meestal wel genoeg
misschien wil ik er ook
een herberg bij

ik heb het meer gezien
vanuit een hoge verte

ik heb zin om langs een meer te lopen
langs een meer gelopen
ik had zin om langs een meer te lopen
ik liep langs een meer

ik heb het meer gezien
vanuit een hoge verte

groepsfoto – c.p. vincentius

We zopen vooraf de enige kroeg leeg
en liepen in bedauwde uren
onze allereigenste marathon in allengs
soepeler schrede en steeds
toenemende regen, hagel en tegenwind.

Na drie uur draf en vlak voor het hoera
en de hoempa van de finishlijn
waren de schedels vol van helder besef;
het nu kreeg waarde en telde,
zo bleek de volgende morgen ons eerst.

Vervolgens wisten de koppen op de foto
elke twijfel en elke angst weg,
al kwam eenzaamheid amper ten tafel.

Het bestaan bleef immers voortbestaan,
zolang anderen het kiekje zagen
en koppen vol zweet wilden herkennen.

december – p. krauwinkel

De dag kruipt gestaag voorbij

Tanden bijten in de wintertijd

Gelaagd gelach van vreemden
sluipt door de kroeg en vergeet:
waar ik was en hoe ik heten

Buiten wordt de kou mij steeds
vreemder en de mensen op afstand
zijn bezig met hun verval

Ze dwalen door de stad
terwijl ze lachen en zuipen

De wind beukt de ramen
en fluistert de steeds dieper
wordende duisternis

Straks ga ik slapen
en ontwaak ik
in het nieuwe jaar

Als de straten bezaait
en rood zwijgen
over afgelopen jaar.

de kroeg op de hoek – hans goudart

In het café op de hoek
hebben we eerst kunnen genieten van
en-van-je-hela-hola
en drinken-totteme-zinken-muziek
Mijn buurman ging daar zo in op
dat de bar er van schudde
De kastelein kiest nu welbewust
voor zoetgevooisd, iets
in het Hawaaiiaans of Tahitiaans,
wat zal het zijn…
met veel paloma en aloha en zo meer
en van die gitaarfliebers
aan het eind van elke zin
Aan een tafeltje snottert
een betraande dame de overgang in
De middelbare heer in kennelijke staat
raadt haar pas ná het weekend
een nieuw leven te beginnen
Hij meent dat moet ze nu niet doen
Een schone lei vraagt
om een goed moment
Drie hinderlijke hanen in lange leren jassen
staan kortstondig in de weg
Dan is er ineens zo’n ongeschoren
die al jaren geen goeiedag meer zegt
alstie hier binnenkomt
Even later zit-ie te eten van
een broodje dood dier
Na elke hap spoelt-ie duidelijk hoorbaar
tot alle resten tussen zijn kiezen
vandaan verdwenen zijn
Mijn blik dwaalt langs de etiketten
op de flessen en de tekens aan de wand
Is het hier nu zo gezellig ?
Wie weet
Wij doen ons best !
Spiegelend de vraag ooit
een normaal mens ontmoet
En of het beviel ?

echo – b. vogels

in de fabriek rolt niets meer
de band een leeggelopen
generiek van een zware dag
een wieltje piept

ook de kroeg verdrinkt in stilte
de toog een ruige getuige
van doorgespoeld gelag
een kraantje drupt

in de stad huist zelfs gefluister
de straat een verlaten park
van uitgeraasde wagens
een hondje jankt

en mijn ogen schreeuwen
harder dan de echo van de dag