Resultaten voor het trefwoord kapsel

bouwkunst – hans mellendijk

‘Ik heb mijn onderwijs genoten in een Gerrit Rietveld.’
klonk het innemend, ruimtescheppend uit haar mond.
Kousenbenen, suggestief zwevend boven de grond,
flirtend, rood, blauw, geel. Puur primair geweld.

‘Ik heb mijn bouwmeester ontmoet in een Frank Lloyd Wright.
Daar bij die waterval. Horizontalen in het prairiegras.’
Woord op woord bouwend, drinkend uit haar Bauhausglas,
terwijl ze met haar wijsvinger spiralend door haar kapsel aait.

‘We verloofden ons in een Mies van der Rohe.
Kolomvrije wijdte, wat een licht en ruimte!
Met een glad glijdende ring overviel hij me.
Een dof zilveren ding, heel kies. Wat ’n mooie.’

‘We trouwden in een Willem Marinus Dudok.
Het best van alles, van beide niet genoeg.
Veel geluk en voorspoed. Lente voor de boeg.
Sneeuwstormend jawoord, ‘n kristallen kus op vlok.’

Ze nestelden zich in een Pieter Blom.
Weldra paaldansend verhouding gekeerd.
Uit het lood, ‘t maken van nesten verleerd.
Instortende nieuwbouw als hij haar beklom.

Ze ging werken in een Renzo Piano.
Uitgewoond, in volle vaart het leven tegemoet stevenend.
In één blik, ’n open kaart, de liefde welgemoed en bevend,
zinnend op ‘n volgende ronde Mikado.

‘Verder’…, fluisterde je me, op het late uur,
– het Hooglied dat je zong toen;
gulden snede en tongzoen –
‘heb ik echt werkelijk niks, met architectuur.’

de klassenfoto – joost van gijzen

De hoop van de verliefde maar verlegen
Jongen was gevestigd op de fotograaf –
Want ook verlegen méisjes moesten eraan geloven: braaf
Liet Rietje zich vereeuw’gen – al was lachen tegen
’t Vogeltje nog lastig, en was zij de enige
Die ‘boos’ keek, boos leek op de foto’s. -G’lukkig ging
Ik niet voor Hansje, de langbenige
Zwemchamp want, en dat was een ontgoocheling
Geweest: haar ogen waren steevast dicht, vernauwd
Voor het flitslicht; Esthers ma vond haar ’n prinses,
Dus haar knappe kapsel werd verbouwd
Tot pruikentijd wanstaltigheid – haarlak exces.
Ikke? Mijn verliefdheid won ’t van mijn verlegenheid –
Geen strakke mond bij mij, zoals je zou verwachten:
Ik dwong mezelf voor Rietje, hoopte ieder jaar dat zij
Begrijpen zou dat ik naar háár glimlachte.

de klassenfotograaf – joost van gijzen

Je was een int’lligent, brildragend ventje
Dat niet het meeste uitzag naar zijn eindrapport
Maar naar de klassenfoto – daarop, op een sport
Van het klimrek, stond zij; in welk kermistentje
Won je ooit iets mooiers? ’t Voelde of je Liedewij
Mee naar huis nam – waar je ‘r eindelijk aankijken
Durfde, je haar kapsel, ogen kon verg’lijken
Met vor’ge jaren, haar welt’rusten, ‘morgen zei.

De Lampens winnen prestigieuze prijzen,
Een David LaChapelle leeft als een miljonair,
Corbijn en Annie Leibowitz zijn zelf de ster –
Maar die fotograaf op school? En onderwijzers,
Zij: wie was er nou belangrijker? Zodra er was besteld,
Was ’t al of haar onbereikbaarheid je minder kwelde.
Zij doen slechts hun werk, maar het zijn onbezongen helden –
En namens generáties lotgenoten zeg ik: dankjewel.