Resultaten voor het trefwoord deur

requiem voor een vogel – b. vogels

vandaag heb ik een vogel gezien
met opgeheven kop
de tegenwind stond schrap

ik heb mensen getrotseerd
op de dansvloer van de storm
ben ik blijven buigen

op een dag zuig ik
stenen uit hun geraas
blaas de deur uit van gebral

en ga slapen met de élégance
van een zwarte vogel in het licht

wachtkamer – iniduo

muren houden adem in
hun echo klinkt kortzichtig tegen het gevallen licht

men noemt het schaduw
maar beslotenheid is niet ontvankelijk voor ruimte

de buitenwacht bevriest in gemaskeerd stilleven
gevangen in versteende spieren, geknoopte magen

iets vlucht in iemand, niets ontsnapt aan de greep
aan omklemming, kan schuilen achter zwijgende zuilen

tijd duwt geduld opzij
hartslag belichaamt het tikken fijnbesnaard

als klopjes op een dichte deur, die ieder aanstaart
eeuwen gaan blind voorbij

bakerkamer – iniduo

in geveinsde doofheid van de muren weerklinkt gefluister
in kraken van de trap en piepen van de deur, als geratel van ketenen
in de zwartheid van een gewatteerde nacht

tot hier moet mijn schaduw hebben gereikt, onwetend
van annexatie, van wrikkende, schurende tijd
tot hier, in de kamer waar ik het lot van jeugd volbracht

ik zie flakkerende schimmen, geplaveid met vuurtorenlicht
het is al donker maar er zijn geen lampen aan
als teken van verlating zonder tegenbericht

zodra het verleden mijn geheugen verlaat
herhaal ik mijn mantra;
‘niets is zo eeuwig dat het nooit voorbijgaat’

roomservice – pallas van huizen

Aaltje duwde met haar vingers
even was de stilte tastbaar, voelbaar
de deur viel uit zijn slot.

Roomservice.

Ze begonnen zachtjes samen te lachen.
De lakens hielden hun mond.

augustus – b. vogels

Zodra je binnenstapt ben ik weer thuis.
Even dacht ik wat te slapen, op jou te wachten
met een nietszeggend boek
of te staren naar de verzameling doodse vogelveren
in de vitrinekast.

Ik blijf verloren lopen
in het niet horen van je sleutelbos.
De stille file stadswolken zit op slot.

De deur die niet opengaat,
het lijkt wel op het sterven van een zwaluw
tussen de tralies van de zomer.

de dichteres, het been en het brood van de malgetraiteerde bakker – martin m aart de jong

… ze zegt dat ze de hele dag wel schrijft om om het even wat te verwerken in haar recepten van tekens en taal. Ze zwijnt en rijmt ze hakt en maalt stukken verleden in ongelijke delen wrijft ze in met authentiekheden; een bedorven Tante met kinkhoest, een gouvernante met keelzucht – wat pijpt die diep zeg – en verdwijnt, haar vingers eerst in een zompig moeras van orgasmes, ze kreunt dat alles in en met onder elkaar zoals dat in Vlaanderen gaat al eeuwen is incest het middel tegen vervreemding er staat een afgehaalde Chinees voor de deur, alleen zijn linkerbeen is over dat laat zichzelf in en stapt in het ledikant tot de brekende morgen dan gaat het voor dagelijks brood en schopt de bakker die als kind zoveel geslagen is dat zijn hoofd in zijn romp zit, een tastbaar feit ingezet als marketing het brood heeft medelij.

jij – jacob van schaijk

jij kunt dansen als een zwaan
die sterft in een meer, met blote
handen water uit de rotsen slaan
en naar de hemel klimmen langs
het scherpste prikkeldraad

op je weg liggen rode druppels
die vielen uit je ogen toen je
me aankeek zonder het te weten
je handen groeven in mijn lijf
ik schreeuwde van geboorte

als ik met houtskool een
opzet maak voor je portret
hoor ik het dichtslaan van een deur
ik weet niet of je gaat of komt
niet of je werkelijk bestaat

geen eerlijkheid nodig van de zeepzieder – delphine lecompte

Ik heb geen nood aan de bekentenis van de zeepzieder
Maar ik krijg haar toch: de moord op zijn dochter met een diepgevroren moussaka
Is evenwel een verzinsel want ze leeft nog
Deze ochtend heeft ze mij ‘onhandige trut’ genoemd
Toen ik haar strijkijzer in haar moeders terrarium liet vallen.

Het terrarium was leeg
En de moeder lag in de tuin te wachten op de loodgieter
Met een navelput vol vlinderstof
De dochter van de zeepzieder vroeg na het strijkijzerincident:
‘Kun je hier blijven en mijn moeder een artikel over echolalie bij peuters met flaporen voorlezen?’

Maar ik kon niet, ik moest hierheen
Natuurlijk kon ik dat niet zeggen; dat ik dringend naar haar vader moest
Dus loog ik voor een keer met tegenzin: ‘Ik heb beloofd mijn blinde buurvrouw te vergezellen
Naar de zoo. Vooral de toekankreten beuren haar enorm op!’
Toen kon ik het niet laten een toekan te papegaaien, het was een weerzinwekkende imitatie.

De dochter van de zeepzieder nam hartelijk afscheid aan de deur
Ze bedankte me uitvoerig voor de voetbaden
Die ik aan haar zes pedante dwergkinderen zou hebben gegeven
De voetbaden waarvan ze dacht dat ik ze gegeven had
In werkelijkheid had ik twaalf voeten afgehakt.

De zeepzieder boomt maar door
Over die verzonnen dochtermoord met de diepvriesmaaltijd
Om hem de mond te snoeren prijs ik zijn eikel, dat werkt altijd.

de valse dood aan de deur – ploos

die vrouw vond
tot slot van god en los van man en muis – geen flauw idee
dat haar huis haar huis allang niet meer
is het gek dat ze het niet herkent
en jou

je geur is raar geworden
want dat kan
je kan iets zijn dat haar ternauwernood gewend doorkruist
de plotselinge nieuwe tijd

haar aarde ligt gekanteld – zo komt het dat ze roept om polen
donder maar op
met je gelul en je karpatenkop
zegt ze tegen de krantenjongen

een zorgverstrekker vangt haar bang
en tegendraadse spijt
tekent zijn minuut en luistert
nauwelijks naar hart en longen