Resultaten voor het trefwoord delphine lecompte

babyfoto’s na de sluikstorting van een opgezette haas – delphine lecompte

Ik sluikstort mijn laatste opgezette haas in de tuin van mijn vroegere orthodontist
Mijn tanden zijn nog steeds lelijk maar de orthodontist is gepensioneerd
Na de sluikstorting breng ik een bezoek aan de necrofiele tegelzetter
Hij ligt op de sofa met een gebroken arm, op het gips staan acht trollen in viltstift,
Zeven karpers, en een verkeerd begrepen citaat van een dode Sovjettoneelschrijver.

Ik vraag: ‘Mag ik boven mijn teennagels knippen?’
Het mag, in de badkamer denk ik plots aan de robuuste kreeftenkweker
Die ik gisteren zo onbarmhartig heb afgewezen, hij wilde mijn fiets lenen
Ik verdrijf de gedachte en haal mijn nagelschaartje uit mijn kinderachtige rugzak
Ik knip enkel de teennagels van mijn linkervoet, ze zijn licht, licht als betekenisloze klavers.

Terug beneden warm ik rijstpap op voor de necrofiele tegelzetter
Ik strooi mijn vijf afgeknipte nagels in het pruttelende potje
De rijstpap brandt aan en de tegelzetter vraagt waarom
Ik geen avondcursus paardengebitverzorging volg
Hij denkt dat mijn moeder een manege uitbaat, hij denkt dat ik haar kan opvolgen.

Ik kieper de rijstpap in de vuilbak en geef de necrofiele tegelzetter een chocoladen letter
De ‘S’ van stakker, van staking, van stang, van slang, van slag, van sepsis, van sorry
Maar toch vooral de ‘S’ van mijn moeders voornaam, mijn meest onafhankelijke opvoeder
De necrofiele tegelzetter slokt de letter naar binnen
En zegt: ‘Nu moet je weggaan; ik wil niet dat je hier bent wanneer mijn poetsvrouw komt.’

Terug thuis blader ik in het zwangerschapstijdschrift
Dat ik vorige maand heb gekregen van mijn muze
Het was geen wreedheid, hij dacht echt dat het eindelijk gelukt was
De meest fotogenieke baby komt uit Lichtervelde, ik zal hem niet ontvoeren.

adder in knopenwinkel en op picknicktafel – delphine lecompte

We negeren de dode adder die op de picknicktafel ligt
Naast de dode adder liggen er twee telefoonboeken
Jij neemt het meest recente en ik blader in het oude
In het oude telefoonboek leeft mijn grootvader nog
Zijn minnares ook, ze had rode haren en ze pelde garnalen.

Ze had rode haren en ze kon een struisvogel in existentiële nood imiteren
Pas vele jaren later besefte ik dat ze eigenlijk de spot dreef
Met het orgasme van mijn grootvader, de ondankbare teef
In jouw telefoonboek staan een schrijnwerker en een oncoloog
Die dezelfde voornaam en familienaam dragen als je enige schoonbroer.

Je zegt: ‘Ik ga iets eten achter die boom daar. Die boom met de gekerfde initialen
Van je hatelijke moeder die mij gisteren in de knopenwinkel straal negeerde…’
‘Wat deed je in een knopenwinkel? Ben je opnieuw verliefd op een knopenverkoopster?’
Vraag ik ongerust, maar je bent al verdwenen met de laatste sandwich achter de stronk
Ik eet een augurk met lange tanden en achteraf pook ik met mijn zure wijsvinger in de adder.

Hij wordt levend of hij ontwaakt
Hij is vrouwelijk en zij bijt mij
Ik krijs hoger dan gewoonlijk, maar je blijft verscholen
Een normaal gezin dat net is toegekomen snelt ter hulp
De blakende moeder voert mij naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.

Onderweg vraag ik haar of schijn bedriegt
Of de gezinsleden binnenshuis manipulatief, rancuneus en giftig zijn
Of de normaliteit een dun laagje vernis is
De blakende moeder snuift misprijzend en sist:
‘Dom wicht, we zijn geen gezin; we zijn een toneelgezelschap. Maar jij krijgt geen vrijkaarten.’

weer worsten – delphine lecompte

‘Weerhaken in worsten’ is de kop, de regionale krantenkop
We zitten in de lege lobby van een hotel in Gieten
Ik sta op en zeg tegen de oude kruisboogschutter:
‘In een wereld vol hondenhaters wil ik niet zwanger zijn…’
Maar ik wil het wel, rond zijn, zelfs in deze wereld.

Ik ken deze wereld nog niet lang genoeg
Ik heb nog maar 32 schele beiaardiers, 59 necrofiele tegelzetters
86 pseudo-boeddhistische lamaverzorgers
En 101 anesthesiologen met hoogtevrees ontmoet
Nee, ik wil ze niet opnieuw tegenkomen.

Ze zouden me opnieuw sarren met hun onbesneden fallussen,
Ze zouden me opnieuw onderwerpen aan hun knullige origamicollecties,
Ze zouden vooral hun geld en hun porseleinen reigers terugeisen
Maar het geld is op en de porseleinen reigers staan nu op de schouwen
Van vurige Bulgaarse mijnwerkersvrouwen, ze staan daar goed, ze worden afgestoft.

Ik verlaat de lobby en keer terug naar onze hotelkamer
De oude kruisboogschutter blijft zitten, hij wil begrijpen hoe het komt
Dat chantage, vadermoord en hondenhaat hier zo origineel uit de hoek komen
In de hotelkamer raadpleeg ik Marcus
Hij komt niet origineel uit de hoek, toch herlees ik zijn evangelie volledig.

‘Waar was je al die tijd?’ vraagt de oude kruisboogschutter
Wanneer ik eindelijk opnieuw verschijn
‘Zat je weer in de douchecel? Jezelf vol te proppen
Met gestolen pindakaaskuipjes en geschooide stroopwafels??’
‘Ik was het evangelie volgens de guitige Marcus aan het herlezen!’

De oude kruisboogschutter gelooft mij
Hij haat het wanneer ik de waarheid spreek
Hij verafschuwt het wanneer mijn waarheid met Marcus te maken heeft
We verlaten het hotel om chantage of vadermoord in het echt te zien
We verlaten het hotel om ongekunstelde honden te belonen met vegetarische satés.

ik ken de zoon van een heilige – delphine lecompte

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een heilige niet geraken
De zoon van de heilige is noch vroom noch vuurtorenwachter
Hij is gewoon een necrofiele tegelzetter
Hij was nog maar vijf jaar toen zijn vader is gestikt.

Hij was toen nog geen tegelzetter, maar hij had wel al necrofiele neigingen
Na de dood van zijn vader is zijn moeder hertrouwd met een doffe pantoffelmaker
Hier kom ik op de proppen: ik was de minderjarige minnares van de pantoffelmaker
Bij mij was hij nooit dof, wel integendeel
Toen de necrofiele bijna-tegelzetter een kapotte eierkoker wilde dumpen
In het tuinhuisje trof hij ons aan in een onzinnige verstrengeling op de vloer.

De zoon van wijlen de vader krijste: ‘Als dit seks voorstelt, dan nee, nooit!!’
Ik beet terug: ‘Het ziet er lelijk uit, maar het loont de moeite.’
Maar ik geloofde mijzelf toen al niet
Sindsdien zijn we bevriend, de necrofiele tegelzetter heeft alles doorverteld
Aan zijn moeder, aan de mijne, aan zijn huidarts, aan de mijne,
En aan de naargeestige vuurtorenwachter, de vuurtorenwachter van de vacature.

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een vuurtoren niet geraken
Ik ben noch necrofiel noch tegelzetter
Wanneer ik ’s nachts de bloemetjes buitenzet vergeet ik niet te bloeden
Overdag verveel ik mij soms stierlijk, dan bel ik aan
Bij de necrofiele tegelzetter, hij opent de deur, hij zegt:
‘Kom binnen, kom binnen! Zo lief dat je drie marmotten hebt meegebracht.’

je bent jarig en je koopt een zakmes – delphine lecompte

Ik ben jarig en ik koop een zakmes voor de vroedvrouw
Die pas volgende week jarig is, ze wordt jonger dan ik
Ze blijft mooier, en grappiger, en opgewekter, en vlijtiger, en edelmoediger
Ik denk aan de dag waarop ze mijn leven heeft gered
Ik denk dat ik al bij al blij ben dat ze toen toevallig in de buurt was om mij te reanimeren.

Ik ben jarig en ik hou het zakmes voor mezelf
Je kunt er van alles mee doen: ontkurken, aborteren, amputeren, verlossen
Je kunt zelfs gedichten opslaan en een lobotomie uitvoeren
Of ik mij oud voel? Ik geloof het wel, ik vrees dat het er niet meer van komt
Een kind, mijn kind, mijn zoon, ik mis hem alsof hij vorig jaar is verdronken.

In een kerk vind ik geen troost in de kleine onuitgeslapen oogjes van Jozef
Dus wend ik mijn blik af van de beelden en bekijk ik de andere kerkbezoekers
De twee andere kerkbezoekers zijn ouder, veel ouder dan ik
Ze lijken niet achterbaks, ze lijken niet hardvochtig
Ze horen bij elkaar en de dikste vrouw laat een knallende wind.

Ik ben jarig en ik heb de slappe lach in een kerk
De vrouwen lachen niet, ze sissen dat ik mij moet gedragen
Ik moet helemaal niets
‘Ik moet helemaal niets, dwaze achterbakse hardvochtige winderige pseudodevote geiten!!’
Schreeuw ik, hoewel niet alle verwijten kloppen voel ik mij opgelucht.

Aan de uitgang van de kerk word ik opgewacht
De oude kruisboogschutter geeft mij een armband voor mijn verjaardag
‘De armband is Vietnamees!’ Zegt hij vreemd uitgelaten
Ik kus hem, hij is beter dan ik.

de hardnekkige kennelhoest van rené de touwslager met de wezelerectie – delphine lecompte

De oude kruisboogschutter klaagt: ‘Je schrijft constant over fellatio,
Maar het komt er nooit van.
We leven als onincestueuze imkerweduwnaar en nukkige imkerdochter!
In je gedichten pijp je touwslagers bij de vleet. Het is niet eerlijk…’
Het is waar, ik pijp de oude kruisboogschutter niet meer en het is harteloos van mij
Ik pijp niemand, ik bid en ik schrijf over fellatio in de geblokkeerde lift van een bakkerijmuseum.

Of in de geblokkeerde lift van een struisvogelkwekerij
Maar de ontvanger is altijd een touwslager
Wie zal hem verklaren? Hij heet alleszins René
Hij leest waarschijnlijk zelden het proto-evangelie van Jakobus
Hij kan niet goed een spaniël met hardnekkige kennelhoest imiteren.

René de touwslager kan niet goed een spaniël met hardnekkige kennelhoest imiteren
Maar hij doet het toch, wrokkig en verbeten
De erectie van René is groter dan een geïsoleerde wezel
Ooit of nooit werd ik door een geïsoleerde wezel gebeten
Natuurlijk gebeurde dit niet in de geblokkeerde lift van een bakkerijmuseum.

Het bijtincident vond plaats op mijn zeventiende verjaardag
In de geblokkeerde lift van een struisvogelkwekerij
Ik was niet aan mijn proefstuk toe, ik bedoel:
Net voor de wezelbeet had ik twintig pijpbeurten uitgedeeld aan twintig verschillende touwslagers
Het spijt me dat dit een vulgair gedicht moet zijn, het wordt erger.

Net na de wezelbeet heb ik nog eens twintig pijpbeurten uitgedeeld aan twintig vernieuwde Touwslagers, ze waren ongelovig en ze wisten niets
Ze wisten niets af van mijn verjaardag
En ze negeerden mijn bloedende hand
Omdat ze tijdelijk vergaten dat ik besmettelijk was.

ik loop rond in de hoop – delphine lecompte

Ik loop rond in de hoop een mens tegen te komen
Die me een hart onder de riem zal steken
Mijn kleren verbergen mijn verbanden, maar mijn blik is erg bloot
De advocaatverslaafde fietsdief vraagt: ‘Hoe gaat het met je neus?
Heb je veel ongemak? Was de anesthesioloog een man?’

Ik antwoord op de laatste vraag: ‘Ja, een Ierse man.
Net voor hij mij in slaap prikte vertelde hij nog vlug een grap
Over twee dove tegelzetters, drie schizofrene coniferenscheerders,
Een lading gesmokkelde ossengalzeep, en kikkerdril aan waslijnen.’
De fietsdief verandert in een kangoeroe omdat ik geen plaats voor hem heb in de derde strofe.

Mijn vader neemt het op tegen de kangoeroe
Ze dragen beiden bokshandschoenen
In de buidel van de kangoeroe ligt een gestolen wafelijzer
In de heuptas van mijn vader ligt niets
Omdat mijn vader de verkeerde heuptas draagt.

In de juiste heuptas ligt een dode pimpelmees op een bedje van flosdraad
De kangoeroe wint en krijgt slaag van zijn verzorger
Mijn vader verliest en krijgt een troostprijs van mij: oliebollen
‘Ik eet geen oliebollen, ik wil mager blijven, dat weet je toch?!’ Zegt mijn vader korzelig
Hij is altijd korzelig, ik ook, kangoeroes soms.

Kangoeroes zijn korzelig wanneer ze worden gedwongen
Om krappe bokshandschoenen te dragen
Kangoeroes zijn kwaad wanneer beschonken bluessaxofonisten
Gestolen wafelijzers dumpen in hun buidels.

Kangoeroes zijn ook kwaad wanneer de bluessaxofonisten geen bluessaxofonisten zijn
Maar bijvoorbeeld kraanmachinisten, kangoeroes kennen het concept ‘beroep’ niet
Noch ‘roeping’, dit is mijn roeping, ik heb veel last van mijn neus.

een vrouw in de droge voeding – delphine lecompte

Een vrouw in de droge voeding zegt tegen haar moeder:
‘Gisteren heeft de teckel mijn lievelingsdeken verscheurd!
Je weet wel; dat deken waarop Jezus vastbesloten is
Om water te veranderen in wijn op het eind van een suffe bruiloft…’
‘Een bruiloft is nooit suf. Suf is het verkeerde adjectief.’ Zegt de moeder streng.

De moeder heeft gelijk
Ook mijn moeder had nog geen 120 minuten geleden gelijk
Ook mijn deken werd gisteren verscheurd door een hond
Maar er stond geen Bijbels tafereel op afgebeeld;
Slechts een heidense sloot vol omineuze kikkers.

‘Een sloot is nooit heidens.’ Zei mijn moeder streng
Wat zie ik haar graag sinds ik een hond heb
Ik streel een liggend pak rijst en bel haar op
‘Waar ben je? Ben je gewond?’ Wil mijn moeder weten
Ik stel haar gerust; ‘Ik doe ongewond boodschappen voor een blinde tegelzetter.’

Wat ben ik christelijk sinds ik een jachthond heb
Vroeger zou ik het wisselgeld in mijn zak hebben gestoken
Vroeger zou ik de blinde tegelzetter nooit hebben aangesproken
‘Als je van jezelf zegt dat je christelijk bent dan doe je alles teniet’
Zegt een vader bars tegen zijn enige zoon in de zuivelafdeling.

De vader heeft ongelijk; het is niet nodig om zo bars te zijn
Ik hoop dat hij vanavond stikt in het voorlaatste appelpartje
Van de afgeprijsde yoghurtpot die hij in zijn knuist knelt
En ik hoop dat zijn enige zoon het laatste appelpartje niet als een relikwie bewaart.

Mijn moeder vraagt: ‘Lukt het met de hond?
Als het niet lukt dan zal het je zoveelste fiasco met een zoogdier zijn..’
Wat is het gemakkelijk om de verbinding te verbreken.

het antwoord is meestal pistache – delphine lecompte

Op klaarlichte dag lig ik in bespottelijke kleren op een lekke orka
Sluit ik mijn ogen dan hoor ik de Zee niet beter
Naast mij ligt een ontslagen nachtverpleger op een Guns ‘N’ Roses handdoek
Zijn zwembroek is te krap, zijn ontslag te wijten aan mij
Dek ik mijn oren af dan zie ik zijn bult veel scherper.

Hij staat op en vraagt: ‘Pistache of aardbei?’
Ik haal mijn schouders op
Wat moeilijk is liggend op een lekke orka
In een klemmend ziekenhuishemd, de ontslagen nachtverpleger blaast
Een denkbeeldige kamelenwimper van zijn duim en vertrekt.

Wanneer hij uit het zicht is verdwenen pomp ik de orka op,
Daarna prop ik de Guns ‘n’ Roses handdoek in mijn kinderachtige rugzak
En benader de Zee zonder zichtbaar ontzag; zichtbaar ontzag is belachelijk
Ik wil niet belachelijk zijn, toch alleszins niet in mijn geboortestad
Dus trek ik het ziekenhuishemd uit en waag mij in het water.

Een dag later ontwaak ik in het huis van een koddige blikslager
Hij verliest zijn koddigheid wanneer hij mij aframmelt
Met een onvolledige petanqueset (de cochonnet ontbreekt)
Ook al ben ik dat gewoon, koddig wordt het nooit
Maar achteraf is hij lief; hij pelt meer dan 20 garnalen voor mij.

Zelf kan ik ze helaas niet pellen
Voorlopig liggen fijn motorische handelingen buiten mijn bereik
De hond van de blikslager likt ingebeelde bearnaisesaus van mijn schenen
Knijp ik mijn neus dicht dan mis ik de nachtverpleger feller.

tijdens mijn eerste zelfstandige huiduitstap krijg ik onverdiend een zoete naam – delphine lecompte

Meer dan tien rode wekkers staan stil op mijn geboorte-uur
De uitbater van de wekkerwinkel zegt: ‘Toen je vader
Nog een leeuwentemmer was heb ik zijn leven eens gered
Met een afgebroken cherubijnvleugel, hij was nauwelijks dankbaar!’
Bijna elke dag wordt de ondankbaarheid van mijn vader mij aangewreven.

Ik verlaat de winkel met een blauwe wekker
Die mij wijsmaakt dat ik tien minuten te laat ben voor mijn huidanalyse
In de wachtzaal ben ik het enige zoogdier zonder hoogtevrees
Uit verlegenheid doe ik alsof ik mij in mijn brooddoos verdiep
Mijn grootmoeder heeft mijn brooddoos gevuld met marsepein en Mondriaan.

Orthogonale postkaarten en marsepeinen ramshoorns
Wanneer ik aan mijn geboorte denk prijs ik mij gelukkig
Dat mijn helse moeder toevallig bezoek had van een dappere loodgieter
Hij was dapper genoeg om mijn moeder KO te slaan
En mij uit haar lijf te snijden met een sierlijke kromsabel.

In de behandelkamer van de dermatoloog vraag ik met bloot bovenlijf
Of mijn naam wel bij mij past
De dokter antwoordt: ‘Ja, ja, Melissa is een hele mooie naam.’
Ik verbeter hem niet, ik wilde altijd wel eens Melissa heten
Het enige pretpark waar ik nooit word aangerand heeft een honingthema.

Wanneer ik terug ben in het huis van mijn grootouders ben ik nog altijd zoet
Ik geef de blauwe wekker aan mijn jarige grootvader
Hij aait mij en vraagt: ‘Waarom heb je gisteren mijn lievelingsmasker verbrand?’
Het was een spottend vruchtbaarheidsmasker met vier slagtanden, maar ik zwijg.