Resultaten voor het trefwoord dekens

ochtend in berlijn – harry m.p. van de vijfeijke

De dag die als de stad opnieuw begint
heet Himmelfahrt.

Ik trap naar na-oorlogs goed gebruik
de dauw en dekens van mij af en wacht.

Op een verlaten en te vroeg terras.
Alleen, goddank en hemelzacht
heb ik freies Berlin gezien

en mijn bedaagdheid
fris omhoog gedacht.

kiem – b. vogels

toen ik een kind was en nog speelde
met de gedachte dat dit eeuwig was
liet ik me strelen

handen waren dekens
huid een bad
van aarde voor een plant

nu klimmen mijn woorden
langs de tralies van volwassen zijn

* – maaike klaster

Hier komt ze weer, mijn wolf in
de nacht. Haar kreten grijpen mij
als klauwen, nagelen me vast.

            Aum

Die teef zijgt door betonkarton,
kweelt mijn dekens onder,

weent net zo lang haar fluim op
mij tot ik alleen nog flemen kan.

Jezus, Boeddha, waar ben je nou?!

En ze huilt en ze pruilt
en ze blaast mijn huid droog.

Die schapenvacht leg ik af,
van hieruit gaan we dubbelloops.

            klikklak

Ik jaag twee kogels door haar
derde oog en vul het gat dat blijft.

net als in de film – ploos

zou het, vraag ik me af,
daar in de VS echt zo gaan?
dat zij neuken met de broek nog aan?
en als ze het gedaan hebben dat ze dan
als ze overeind komen
de lakens en de dekens
en als het kon nog de matras plus kussens
alles om zich heen en met zich mee het bed uit trekken?
en dat ze altijd slapen met hun sokken aan?

wildgraaf – wout waanders

het bos waar we in renden had hoge takken als daken
en lage takken als muren en de bladeren wapperden maar wat
onze handen glipten over de natte varens
eronder onze voeten en de grond van mos als een vast land

je begint te praten in het zomaar enkel om me niet kwijt te raken
ik ben normaal een deftig persoon en draag hoge hakken
en de piano staat in een soort salonachtig bijgebouw
ik speel er zelden op de huishoudster maakt hem schoon met groene zeep

soms als ik ’s nachts in het diepst van mijn dekens luister
hoor ik slordige dames vunzige liedjes spelen
de toetsen klinken in hun handen als watervallen van modder
het water klettert tegen onze knieën

we zullen erdoorheen moeten waden zeg ik haar
ze let niet op haar voeten die in het slik steken
ze houdt mijn wandelstok vast en de dolk van hout die ik haar sneed
de stroming is sneller dan we dachten ik grijp naar alles wat drijft

mijn slik is water geworden en de zalmen als muren
je huis is een gerechtshof waarvoor wij moeten boeten
als een eenzaam protest hoor ik achter het hoge raam
een dame die zacht begint te praten