Resultaten voor het trefwoord botten

kroning – karlheinz myskin

Mijn botten zijn star
En mijn voorhoofd
Is gevoegd.

Ik aanvaard mijn ambt
Met bloed in mijn manen.

Vertel mij niet van lijden
Ik spijker mij een weg
Naar de troon.

Volg mij, lieflijk volk,
Naar het houten schavot.

De kroon die mij nooit paste
Klemt mijn wenkbrauwen
Scheel.

Ik wil niet.
Ik zal niet
Helpe mij God.

linda (1993 -) – phillipe te bar

Wallen lagen onder haar
ogen als donkere dames
met lusten die zij
juist niet wil voelen

op haar snoeppapieren spookvel dat vaak zo smakelijk
zou kunnen knisperen, maar waaronder nou net weer
botten tot spiesen splijten om daar haar huid door te steken,
waardoor een weg uit die nachtzwarte uit pees en vlees
geweven holte zich opent; vanuit die ultrasone onderwereld
der labbekakorganen, meent zij, dat zij juist dat weer heeft;
onrustig gebeente, mergvol gestut van die bloedlauwe hel, dat
levenslang zinderend kraakt in haar zak van vaal en vlezig vel.
Haar botten willen zich ook wel eens in het volle licht warmen

aan de zon, waarvoor zij zich juist verschuilt als pasgeboren,
baarmoedernatte reeën doen die ook maar verloren rillen
in hoog, dorgeel gras.Voor even verlaten door hun moeder
die, zoals het hoort, gevaren afleidt als wolven en mensen.

De wereld is haar carnivoor waarvan zij, verloren lopende
polonaise van een meisje, de opengesperde muil inhost. Ze
offert zich liever lallend en alleen. Niemand waagt haar zo

aan te raken. Gelieve dat ook nooit te doen.
Teken haar; het is een nadrukkelijk verzoek.

ik vraag niet – jos van daanen

Ik vraag niet naar je naam
al was je de verkoper van het licht
uit gouden armaturen, of de predikant
aan de slippen van schuld en schaamte.

Niet naar je bespottelijkheid vraag ik,
al leg je die in botten, bloed en zenuwen
voor me klaar op tafel, en geef je mij
een grote lepel om te proeven.

Gisteren in de salon van het huis
van Euterpe was je de klomp van vlees
en blauw gewaad, het zoveelste
gekunstelde pseudoniem, klaar
om mij van mijn weg naar huis te voeren.

Ik heb niet naar je naam gevraagd.

laat me onderdompelen – debby visser-neale

Zie je me niet in mijn bad
ondergedompeld tot warmte
in mijn botten vreet verdwaald in
gedachten denk ik aan jou
rauw verdriet maakt vlekken op
mijn huid de kraan
draait haar stroom open en
zak ik verder weg
zoek dekking tegen kou
omdat ik van je rouw

de duinen – willem van hees

alles wat ik ken zijn de duinen
de witte duinen doen mijn botten rotten
duinzand onder mijn zolen
de witte duinen en het spelende kind

de witte duinen tegen de tijd
de witte duinen scheiden de zeelijn
voorbij loopt Maria een vloedlijn
van 2000 jaar lang

en ik weet dat de duinen mijn botten zullen laten rotten

zandvoorts duinen zien de zee
waar zij loopt het dode kind
in haar

zandvoorts duinen vormen een arm
uitgedroogd en verspreid land

ze snijdt haar polsen
bloed aan haar handen

de frituur – mattijs deraedt

Zij zag hem, de vreemde jongen
met zijn uilenogen,
kijkend door het sleutelgat
van haar glazen deur.

Zij zag hoe zijn handen zwart kleurden op het glas
als twee spartelende olievlekken druppelend langs
het zout van haar spiegel.

Ja, het zelfde zout
dat aan haar botten vreet
door de mazen van haar dikke palmen.

Hij wandelde door de plastic kamer van bordeaux en grijs
en traag rolden zijn rokerige ogen langs de tafels
en de getatoeëerde hoofden van het trotse, uitdagende schuimvolk.
Hij hoopte als blauwe mist te schuifelen door haar vallei
maar brak ieders ogen open.

Onder hun gebalde blikken
klikte hij zijn rechterwijsvinger open
waarna hij begon te blazen
op zijn vingernagel als reanimeerde hij een
zwembandje.

Haar verkalkte botten smolten van het zout.
Naakt danste zij in zijn schedel
zoals de vlezige nachtvlinders dansen
rond de gifgroene tafel op de buis.
Hun telefoon kietelend als het verlengstuk
van de hartstocht van elke eenzame toeschouwer
lachen zij meer dan hun tanden bloot.
Hoe kussen zij hun moeder? Hoe kunnen zij dat nog?

Vervolgens verbeeldde hij zich haar
in al haar vergankelijkheid ontkleed
van vlees en leven, als een kapstok
zonder kleren gedrenkt in woelende humus.
Hoe haar skelet leefde naast haar warme wanden
als de bas naast de gitaar van Scofield.

En hij wist dat hij net zo min
op dit moment naast haar kon lopen
als wanneer zij wit en beenderen zou zijn.
Want hij droeg zijn moeder en vader in zijn tong
en het huis in zijn kleren. Hij zag hoe haar gezicht
haar zwaar viel en hoorde hoe haar stem desondanks
licht vloeide tussen haar gerevalideerde tanden, natikkend uit een stalen verleden.

Hij zag hoe haar hondse wangen
het vuur uit haar ogen trokken, verzakt
onder de dronken slagen van haar vrijer en verdoemd
door de idiote naïviteit van haar moeder.

Zij mag de liefde niet drinken, enkel erin verslikken.
En zij zal voor eeuwig binnen de glazen kooi
van haar pa en ma verblijven. En het glas
zal haar verboden woorden altijd opeten.
Bij elke stap die zij zet boren haar wortels dieper in de grond.

grafschennis – gisela van het veld

Ik zei: ik ben maar een
een lijk, een ding
van huid en haar ontdaan

Maar zij zagen
in mij hun verhaal
groeven mij op, pakten mij
tot op het mergbeen aan

gebruikten mijn botten als een stok
om levenden mee te slaan

Zeiden:’Jouw angst is ongegrond,
als je al bestond was je een nacht
zonder sterren en zonder maan.’

En ik kroop door het stof
als een slang zonder staart
en zonder kop

boog mijn takken over het water
gaf nagels en tanden
aan de schaduw
die lengde in het licht
van mijn gestolen naam

in limbo – bob elias

Als achter ons de poorten sluiten
strijken we neer een ieder zwijgend
het stroeve licht ons lot beklijvend
in dit godverloren oord
we trekken soep van oude botten
staren elkaar in starre ogen
het is alsof wolken vonken stelen
uit onze kruinen, wijd geopend
weigert de nacht de zucht naar sterren
en sterven gebeden op dansend vuur
van vers gevelde kruisen, zwelt
het suizen en al wat rest
is het geluk van duizend
spattende bellen

zoveel wachtende dagen – elize augustinus

Hoeveel wachtende dagen;
vandaag weer in de rij?
Ratelend- tollend-bonzend
hart-denken wij?

Op de rubberen zwarte kassaband glijdt luilekkerland aan ons voorbij, terwijl
we wachten, wachten in een lange rij; tomaten, chocolade, cichorei, en de melk; Kookt in onze botten.

Hoeveel wachtende dagen;
morgen weer in de rij?
Er zijn nog zes
wachtende voor u, een

ogenblik geduld alstublieft,
twintig minuten galmen we muziek
onze smaak, of niet?
Klik, als je me nou! de lijn is dood
contact verbroken, en een vulkaan
in de hersenschors, genoeg voor vandaag.

Hoeveel wachtende dagen;
En wij; in een
steeds langere rij?

tot stof zult gij – yvonne van der haven

Ongezongen woorden maken mij wakkerder dan voorheen
slapend droomde ik van glans en schoon en een gareel
wakend over de dingen die mij dierbaar zouden moeten zijn
zie ik dat het witste, fijnste stof op oud en wat ooit was
niet kan vergaan.

De laag lijkt almaar taaier, moeilijker oplosbaar ook, maar is
in werkelijkheid nog veel fragieler dan weleer. Jaren laten mij
verstaan wat in het lied verborgen zat, mijn oud verrimpeld vel
en jouw verstramde botten maken ons spel niet minder
routineus, niet meer dan een zachtverstild
heengaan.

Al is jouw hinkstapsprong veranderd in bescheiden schuifeling
al wordt mijn zingen zelfs door vleermuisradar niet bemerkt
toch lijkt mijn wereld op zijn kop verdraaid veel op de einder
die ik als kind verwarde met een opening naar
zoveel meer begin.