Steeds sneller draaide de oerzon om zijn as
veroorzaakte een implosie in de ruimte
brak in stukken en verdampte tot gas
Sommige dingen gingen sneller dan het licht
niets wat vast stond, wat nog werkelijk was
een nieuwe jonge zon nam zijn plaats
gaf de ruimte een nieuw gezicht
Ons huis, onze aarde kreeg vorm
veranderde van gas naar vast
water daalde neer, maakt het land nat
vruchtbaar voor de groei van gewas
Nu zes miljard jaar later
kijken en luisteren we
met nauwkeurige resonantietelescopen
naar oude en nieuwe sterren
Voelen ons oppermachtig,
willen het nadoen
en houden ons hart vast.
Resultaten voor het trefwoord zon
bij het havenhoofd dreven woorden
als spiegelbeeld van lome meeuwen
voor mij en de vissen
maar pakken kon ik ze niet
met vier was ik blij geweest
genoeg voor een mooie zomerdag
of een ander leven
ik bleef een vis op het droge
je wees mij een tanker aan en zei
kijk, die komt van waar
albatrossen zweven in de zon
samen gezien in de bioscoop
wat moet ik met albatrossen
en zweven in de zon
als ik met jou zinken wil
naar de diepte van de oceaan
ik knikte en zei: over een kwartier
moeten we binnen zijn
sloeg mijn vleugels uit en zocht
gezelschap bij de meeuwen
het wachtwoord is wederkeer
en mijn navel de poort
door maar lang genoeg te staren
herschikt zich het werkelijke
langs de zomen van het harde meer
in mijn waarneming
ben ik omringd door keelzeer
bevind ik me in de armen van kaalslag
fratsen kortom,
die met de zon ondergaan
telkens weer
men zegt wel;
laat geen dag, geen avond hetzelfde zijn
zodat ijs verdampt
en het klimaat verandert, hoewel niet voor het leven
de zon doolt rond in onze tuin op het zuiden
waar het niettemin een aantal graden koeler is
zo verkwikkend, dat ik in de vijver met troostvissen
bedlegerige gedachten zie zwemmen
op het liefdevol spiegelende oppervlak
breken wolken traag open tot schaduw
mijn adem dooit gretig in ontvankelijke lucht
en eindeloze slaap kleurt eindelijk vriesdroog
geen dag te vroeg
Horizonnen zoeken toenadering,
belangeloos. Een pril begin.
Geen ongeoorloofde aanval,
noch verraad aan een weerloos vergezicht.
Rust voor het getergde geestesoog,
daar gaat het om.
Door lange halen van een gewimperde zon,
zodat ijstijden dooien in lauw strijklicht.
Patronen tekenen zich af
in isobaren als lijnen van gelijkenis.
Zonder eigen aard,
om anoniem de ware hemel te schragen.
Thuiskoffers, gedragen in eigen kring
op de vlakte van nabijheid.
Binnen bereik van deze lichaamstaal
komt nakend gedogen bij vlagen.
’s nachts in de grijze stilte
als de zon een stapje opzij doet
luistert Louise mijn dromen af
Zij en ik, wij zijn groot, klein
mentaal afwezig, verbonden met een lijn
Zij en ik, wij zijn groot, klein
spelen met perfectie, lust, liefde
dansen samen in de hete brei
’s nachts in de grijze stilte
als de zon een stapje opzij doet
luistert Louise mijn dromen af
Zij en ik, wij zijn groot, klein
dansen samen in de hete brei
wij, de minnende schimmen
mentaal afwezig, verbonden met een lijn
de vingers vast in de geldautomaat
de kaart afgebroken, geen service nu
patat koud, de sokken nat, tas gestolen
de zinnen losgeweekt uit een kroeg
ik kan mijzelf niet meer bewijzen
existentieel van het papier afgewaaid
bestolen in een draaideur, geen bereik
apps schieten te kort, waar ben je?
help mij, geef een dollarteken herken
mijn spelling, de dictie van de wanhoop
geef me je code, ontruim me dan
geklinkerd, gestrand, ingepakt, verpand
vouw me open als een biljet, weet me
zoals ik jou weet, laten we feiten zijn
je laatste sigaret? geef me die dan
neem mijn vlees en eet, ik ouwel jij geest
lief ontsporen, val zonder eind, ver land
herinner mij, stel me voor zoals ik hier
kijk mijn ogen ze staan los van mij
ze dwalen af, je verlaat me al, ik voel het
spijt, bitterzoet in de zon, rauwe huid
van het zout, de aarde staat op springen
en nog verga ik niet, het blijft wringen
je brandend haar, je handen in een sopje
klaar om gelukkig, waren we maar
een oogopslag gevuld met de geschiedenis
je reinste, alles, ook je haarkleur,
het verschiet, waar ben je, maak me los
vergeet mij niet…
“We zijn allemaal naakt op de wereld gekomen.”
“Jawel, maar niet met zo’n pens.”
Twee gebroken harten vonden elkaar
de zon sneed hun ogen open
schudde wakker wat er al die tijd al is
ze wisten wel iets
maar dat, dat nog niet
Ze smaalden, vlinderden, zuchtten
buiten, daarbuiten
daar waar de lucht het weet
De een had de wind in de schoenen
de ander een slag in de trapper
Ze kusten, mochten elkaar
zochten een weg door de wereld
De meet waar iedereen op ze staat te wachten
Twee gebroken harten vonden elkaar
de zon sneed hun ogen open.
Recente reacties