Resultaten voor het trefwoord vroeg

ochtend in berlijn – harry m.p. van de vijfeijke

De dag die als de stad opnieuw begint
heet Himmelfahrt.

Ik trap naar na-oorlogs goed gebruik
de dauw en dekens van mij af en wacht.

Op een verlaten en te vroeg terras.
Alleen, goddank en hemelzacht
heb ik freies Berlin gezien

en mijn bedaagdheid
fris omhoog gedacht.

massaal – iniduo

te vroeg voor naweeën
mengen stemmen met de wind
te verstaanbaar voor ijlen

gekleed in afzondering
smoort een zucht
in het strooisel van verlatenheid

doch niemand vraagt hem de weg
aan de zoekende
in tastbare ommekeer

enige monden stuwen woorden
leunen langs gevels
naar ver, weg uit haperend zicht

waarom ook omarmen, beklemmen
als geheugen faalt
tot wie geen boodschap bracht

ja, er is vertier. Geen breedgedragen lach,
geen voorzichtige poging

zuidpoolijs – iniduo

men zegt wel;
laat geen dag, geen avond hetzelfde zijn
zodat ijs verdampt
en het klimaat verandert, hoewel niet voor het leven

de zon doolt rond in onze tuin op het zuiden
waar het niettemin een aantal graden koeler is
zo verkwikkend, dat ik in de vijver met troostvissen
bedlegerige gedachten zie zwemmen

op het liefdevol spiegelende oppervlak
breken wolken traag open tot schaduw
mijn adem dooit gretig in ontvankelijke lucht
en eindeloze slaap kleurt eindelijk vriesdroog

geen dag te vroeg

gang van zaken – berry tunderman

Haar borsten te lang niet gestreeld.
Haar schoot behoorlijk roestig.
En elke avond haar gordijnen
Te vroeg dicht.

Hoeveel boten heb ik gemist.
Te lang geen wind in mijn gezicht.
Struinend door de dagen.
Blind voor licht.

Haar tuin ooit met zorg omringd.
Onkruid regeert met vrije hand.
Ze haalt dan haar schouders op.
Wacht voor de nacht.

Haar lege armen steeds meer plooien.
De spiegel, de weegschaal, een wijde boog.
Ze weet wat wacht.

Soms praat ze met vriendinnen.
Een man aan de haal, iets met de kinderen.
Met een half oor klinkt alles zacht.

gedicht dat ik schreef in 1994 – maaike klaster

Toen ik 18 was, de Roxy in Amsterdam nog bestond
en XTC hoogtij vierde

 
 
Zo lief en lief
is iedereen
en alles
houdt van jou

Je danst en praat
Je springt en aait
Je zoent een man
en dan zijn vrouw

Het eeuwige leven
strekt zich uit
omdat de nacht
oneindig lijkt

Maar ‘s ochtends vroeg
merk je al snel
dat alles slechts
twee pillen blijkt

fade-out – sabine kars

aan de schemerende gracht
hapert een man
gewikkeld in vroeger

en niemand streelt hem door zijn haren

hij wiegt
zijn verliezende lijf
op de maat van passanten – breekt

de laatste dagen van dit zo besloten feest
waarop iedereen te vroeg ging slapen

en sinds de kruisen binnenstromen
verkruimelt hij – de laatste bomen

barst
nooit meer
in bloemen uit

tour de trance – bennie spekken

waarom ging je
zo vroeg weg?

wat bezielde je!
wat dacht je?

los van het malen
denk je niets

daarboven
op de top

fiets je
het licht uit

de ogen dicht
de diepte in

los van het lawaai
van het volk los

van de duivel
in je wiel los

van het zadel
van god los

wat bezielde je?
mijn kloten

geduld is op – peter de groot

daar sta je dan
wachten tot
licht gedoofd

zie je iemand
te vroeg denk je

word maar platgereden
door de eerste de beste trein
gewoon niets persoonlijks

maar ik sta liever niet
voor jan met de korte
lul te wachten

lach om de dood – enrico

voor haar op tafel
stond het kistje
besmukt met een roos
het rook nog steeds
naar zoete herinnering

lang geleden
had ze het gekregen
van een te vroeg gegane vriendin
“in nood: open het!”

levenslang achter haar
was ze in nood
en opende het kistje

een glimlach
tekende haar gelaat
toen ze een week later
gevonden werd