de vingers vast in de geldautomaat
de kaart afgebroken, geen service nu
patat koud, de sokken nat, tas gestolen
de zinnen losgeweekt uit een kroeg
ik kan mijzelf niet meer bewijzen
existentieel van het papier afgewaaid
bestolen in een draaideur, geen bereik
apps schieten te kort, waar ben je?
help mij, geef een dollarteken herken
mijn spelling, de dictie van de wanhoop
geef me je code, ontruim me dan
geklinkerd, gestrand, ingepakt, verpand
vouw me open als een biljet, weet me
zoals ik jou weet, laten we feiten zijn
je laatste sigaret? geef me die dan
neem mijn vlees en eet, ik ouwel jij geest
lief ontsporen, val zonder eind, ver land
herinner mij, stel me voor zoals ik hier
kijk mijn ogen ze staan los van mij
ze dwalen af, je verlaat me al, ik voel het
spijt, bitterzoet in de zon, rauwe huid
van het zout, de aarde staat op springen
en nog verga ik niet, het blijft wringen
je brandend haar, je handen in een sopje
klaar om gelukkig, waren we maar
een oogopslag gevuld met de geschiedenis
je reinste, alles, ook je haarkleur,
het verschiet, waar ben je, maak me los
vergeet mij niet…
Resultaten voor het trefwoord vingers
Aaltje duwde met haar vingers
even was de stilte tastbaar, voelbaar
de deur viel uit zijn slot.
Roomservice.
Ze begonnen zachtjes samen te lachen.
De lakens hielden hun mond.
Met blauwe vingers probeer ik, probeer ik echt, probeer ik, echt, echt vast te houden, vast te leggen… Dat wat sterker dan geluid of licht is, ik probeer het aan te raken, probeer het echt, misschien vraag je het jezelf niet eens af of sta je er nooit bij stil, bij dat wat door alles heen gaat, je gewoon voelt, omdat het er is.
Dat, dat laat ik niet los, omarm ik, knuffel ik, bevrij ik in gedachte, in mijn hart, achter mijn ogen, dat dus, dat wat niet tastbaar is, dat ik probeer te omschrijven, altijd aanwezig op de voor- of achtergrond, als een boek dat geen einde kent,
gedachtekracht,
de geest zonder ogen, de ziel die je bent.
… ze zegt dat ze de hele dag wel schrijft om om het even wat te verwerken in haar recepten van tekens en taal. Ze zwijnt en rijmt ze hakt en maalt stukken verleden in ongelijke delen wrijft ze in met authentiekheden; een bedorven Tante met kinkhoest, een gouvernante met keelzucht – wat pijpt die diep zeg – en verdwijnt, haar vingers eerst in een zompig moeras van orgasmes, ze kreunt dat alles in en met onder elkaar zoals dat in Vlaanderen gaat al eeuwen is incest het middel tegen vervreemding er staat een afgehaalde Chinees voor de deur, alleen zijn linkerbeen is over dat laat zichzelf in en stapt in het ledikant tot de brekende morgen dan gaat het voor dagelijks brood en schopt de bakker die als kind zoveel geslagen is dat zijn hoofd in zijn romp zit, een tastbaar feit ingezet als marketing het brood heeft medelij.
geef mij wat zuurzand
laat het glippen door mijn vingers
steek een sigaret op en bedenk
dat zandgebakjes echt verleden
sinds jaren pissen katten
zandbakken vol geneugten
geven grenzen aan bestaan
waarvan mensen soms geen weet
zandkastelen heb ik afgeleerd
ze bieden enkel uitslag
maar wacht de echte zomer
zij maakt droog achter de oren
pak je zeef en schep de bovenlaag
van eerstgeboren korrels
zij poederen gedachten fijn
waar hersenzuur verdwenen
Je weet, ik ben niet het volgzaam kind
dat regenbogen tekent of poppetjes
die marcheren onder bewind. Anders dan jij
hecht ik geen waarde aan verzonnen vlinders
waarmee de ratio wordt weggeveegd.
Ik wil niet vastgeprikt in een glazen huis.
Geef mij maar aarde, dan maak ik vingers
vuil zoals het weerbarstig joch
dat maar wat aanmoddert en het gewicht
van regenwormen in z’n handen weegt.
Met mijn ogen dicht
en mijn vingers in mijn oren
loop ik de drukke weg op.
Als ik ongedeerd de hoek omsla
staan er honderd bloemen
hard te roepen in de tuin.
Niemand weet dat ze daar groeien
omdat er in de grond
wel vier konijnen liggen.
Daar bij dat huis
waar nu vreemden wonen.
De vloeren zijn er aangestampt
met mijn eerste stappen
En boven ruik je mijn dromen nog.
Ook al hebben ze alles wit geverfd.
Metronoom,
tellen en niet tellen, stilte en door,
achterovergeleund, steunend op twee vingers, dat,
dat wat je weet, beginnen met buigen, vinden
in drinkbouillon iets anders te zien.
De stand van de maan bijvoorbeeld.
De zoutspiegel dezelfde, deze woorden
een rimpel die altijd blijft
als een gevangen vogel
op een nog niet eens halfvolgeschreven blad.
In stilte wacht zij op antwoord.
De planten vrijen niet, ze fluisteren mee,
weer een lente.
Nemen, nemen en afscheid nemen, door twee delen
en er verder niet meer over praten.
Mijn maag draait nog een keer een rondje om.
Ik ontluik bij de zwier en het vlezend plezier,
daar zweven de lijven van Rubens.
Ik, heremiet en verlangend, hang hier.
Kom langzaam los van de grond,
mijn vingers belust op het raken
van mijn lief in haar luik in den hoge
en haar subliem door de meester
geschilderde kont.
In haar drieluik vannacht,
zo had ik extatisch bedacht,
heb ik haar diagonaal
naar haar hemel gebracht.
Hij hield de herfst in zijn hand
en streelde met zijn dorre vingers
rimpels op mijn water.
Ik houd mijn hart vast,
breekbaar als een nagel.
Dag herfst, dag hand.
Recente reacties