Resultaten voor het trefwoord verleden

nieuw testament – august tholen

Voor altijd volwassen zaten we
beklemd tussen de boeken bijeen,
dichtend de gaten van het verleden,
balsemend de oude gezichten.

En bij ieder lijk dat we
uit het zwarte veen hesen
riepen we: Ach wat is hij dood!

En we probeerden niet te zien
het wurgkoord losjes rond de hals
en het gat in de met leer beklede
schedel, of de in waanzin bevroren
uitdrukking in de voorbije ogen.

En we probeerden een kroniek
te schrijven waarin zoons niet
werden omgebracht door hun vader,
en broers niet door hun broer.

En we probeerden de grote en kleine
botten van deze in vlees geschreven
geschiedenis zo te ordenen dat ze niet
langer verhaalden over geofferde zonen
of eeuwig roependen in de woestijn.

En voorgoed beklemd tussen de
onvermijdelijke bladzijden van de
volwassenheid smeekten we ach

laat ook dit een voorbijgaand verhaal zijn.

de dichteres, het been en het brood van de malgetraiteerde bakker – martin m aart de jong

… ze zegt dat ze de hele dag wel schrijft om om het even wat te verwerken in haar recepten van tekens en taal. Ze zwijnt en rijmt ze hakt en maalt stukken verleden in ongelijke delen wrijft ze in met authentiekheden; een bedorven Tante met kinkhoest, een gouvernante met keelzucht – wat pijpt die diep zeg – en verdwijnt, haar vingers eerst in een zompig moeras van orgasmes, ze kreunt dat alles in en met onder elkaar zoals dat in Vlaanderen gaat al eeuwen is incest het middel tegen vervreemding er staat een afgehaalde Chinees voor de deur, alleen zijn linkerbeen is over dat laat zichzelf in en stapt in het ledikant tot de brekende morgen dan gaat het voor dagelijks brood en schopt de bakker die als kind zoveel geslagen is dat zijn hoofd in zijn romp zit, een tastbaar feit ingezet als marketing het brood heeft medelij.

weetje – jelou

geef mij wat zuurzand
laat het glippen door mijn vingers
steek een sigaret op en bedenk
dat zandgebakjes echt verleden

sinds jaren pissen katten
zandbakken vol geneugten
geven grenzen aan bestaan
waarvan mensen soms geen weet

zandkastelen heb ik afgeleerd
ze bieden enkel uitslag
maar wacht de echte zomer
zij maakt droog achter de oren

pak je zeef en schep de bovenlaag
van eerstgeboren korrels
zij poederen gedachten fijn
waar hersenzuur verdwenen

zelfbedrog – jan bontje

gevleugelde gouden arenden
duiken op parels
in de oerzee
waar de oersoep
net zo heet wordt gedronken
als opscheppers
van de evolutie
waar Darwin op doelde
maar zonder doel
gaat zij voort
en brengt monsters voort
die de macht grijpen
in steden en op pleinen
waar stenen tegen traangas
en achter de glazen helmen
verschijnen kinderhoofdjes
die stenen gooien naar zandgebakjes
we will rock you
en torens storten in
zowel in Babel
als New York
en de muren van Jericho
Berlijn en Palestina
zijn niet veilig
voor de vlammende protesten
van beatniks en joden
dichters en anarchisten
die niet in hokjes passen
maar oppassen!
want het goud dat blinkt
is nep
net als de botoxmeisjes
en hun kunstlippen
en nepborsten
en nepglimlach
de moloch
Ness lacht in haar vuistje
terwijl de dodendans
rond het gouden kalf
voortgaat
het inferno
dat zij hebben ontstoken
op aarde die de hel is
– de anderen –
zoals JP Sartre zei
– hij sloeg de spijker op zijn kop –
van Jut
sint Juttemis
who wants to live forever
maar
de Queen wil maar niet dood
en de prins wacht
op zijn kikker _van Basho_
die geluid maakte
als van een sprong
in het duister
van Pascal
die Kant noch wal ziet
maar oeverloos zwetst
en jongelingen naar de afgrond stuurt
met machinegeweren
op hun schoot
en cornflakes in de voorraadkast
naast de havermout
styreen en imitatie
concentratie
kamp
bommen
die uiteenspatten
op de hoofden van
reclamemonsters
het stinkt naar plastic en Auschwitz
naar gebraden mensenvlees en yoghurt
en de machines ratelen
en de kogels vliegen om de oren
maar ze horen niet
want ze zijn ziende blind
zij horen alleen de kassa rinkelen
het geluid van hun botte hersens
en lege hoofden
die weergalmen als holle vaten
en het tromgeroffel van de
krijgsdans
van krijgers uit een ver verleden
sta stil!
maar toch beweegt zij
en is nooit te stoppen
nooit
maar nu wel
althans volgens de naïeve lezer
maar het is schijn
nee
het is zelfbedrog

bladmond – b. vogels

ze blijft maar mondloos naar me staren
mijn plantaardige moeder
in haar veld verandert niets
ook niet met een klap
in haar landschap horen rozen

haar blik rolt ten einde
uit de stoel
wat rest draait wel op wielen

ze heeft ogen om te aaien
strelen is iets goedaardigs uit een verleden

in haar tuin van heden
ben ik niets

gevallen dag – vincent corjanus

Nu de dag van de trap gevallen is
en de gebeden verleden zijn,
Zwaait een engel vanuit de hemel.

De dag is kapot gevallen in stukken
daar onderaan de trap.

Pijlen in een brandende roos.

Het sterfbed van het geluk.

De bijna dood ervaring.

woorden van een oude liefde – vincent corjanus

Het was moeilijk om de woorden van liefde
over je lippen te tillen.

Woorden die na het afwegen
ligt bleken te zijn.

Woorden die niet uit te drukken
zijn in geld of macht.

Woorden die mij vertelden
dat de striemen op de ziel zouden wegtrekken.

Woorden die over het denken heen galmden
en bleven zweven.

Toch zijn ze nu vastgekleefd
in het verleden.

Zijn ze in een hart of in een zwart boekje gekerfd?

Ze zijn bewaard.
Ze zijn verjaard.

meneer – jacob van schaijk

morgen is verleden tijd
terwijl vandaag nog moet beginnen
en gisteren wel nooit zal komen

er is alleen een vlinder die fladdert
een herfstblad
dat dwarrelt in de wind

haar kromme handen grijpen mis
waarom ze huilt kan ze niet zeggen
ik zing een kleuterliedje

ze laat een foto zien van hem
of ik die nog ken
ze weet niets van een kastanjeboom

wie ik ben, ze heeft geen idee
maar met een kus is ze toch blij
en glimmend zegt ze dag meneer

snelweg naar de nacht – b. vogels

de nacht kent begin
noch grenzen
hij overvalt je
als een trage trein
je indommelt
en inspiratie steelt

het spoor heeft geen einde
de tunnel graaft zichzelf
het verleden draaft vooruit

en toch
het hoofd moet uit de armen
wat je lief is houdt je wakker

rust – marten visser

De flauwe grimas
verdwijnt even snel
als een waterige
regenboog

Was toch verleden
week dat de eerste mens
op de maan liep

En jij gister met lompe
verwoestende passen
mijn hart ontzielde

Zou ik dan morgen weer
de met onschuld besprenkelde
baby donshaartjes ruiken
en voelen

Weet ik dan wat ik
volgende week met mijn leven
heb gedaan

Vandaag geef ik de onmacht
samen met mijn lichaam
aan de rulle aarde
en vlij ik mij in de
welkome gedolven rust