Voor altijd volwassen zaten we
beklemd tussen de boeken bijeen,
dichtend de gaten van het verleden,
balsemend de oude gezichten.
En bij ieder lijk dat we
uit het zwarte veen hesen
riepen we: Ach wat is hij dood!
En we probeerden niet te zien
het wurgkoord losjes rond de hals
en het gat in de met leer beklede
schedel, of de in waanzin bevroren
uitdrukking in de voorbije ogen.
En we probeerden een kroniek
te schrijven waarin zoons niet
werden omgebracht door hun vader,
en broers niet door hun broer.
En we probeerden de grote en kleine
botten van deze in vlees geschreven
geschiedenis zo te ordenen dat ze niet
langer verhaalden over geofferde zonen
of eeuwig roependen in de woestijn.
En voorgoed beklemd tussen de
onvermijdelijke bladzijden van de
volwassenheid smeekten we ach
laat ook dit een voorbijgaand verhaal zijn.
Recente reacties