Resultaten voor het trefwoord veren

manke nachten – dio the cilany

nog één gelaarsde ronde

retegaaf regelen strakke biezenaren
streefdata voor nachtgespuis met wijdopen muilen
zo een nicht met neveneffecten analen klieft

daar staan ontriefde pederasten onpas te krassen
als raven hun veren laten vallen op de vlucht
naar het rulle nest leegt de man van draaimuziek
zorgvuldig bijeengeschraapte koralen in het aalmoeskabinet

het is te rusten

ganzin van god – bert de kerpel

Er was eens een vetgemeste gans die een kei vond
En dat ze te lang en te gelukkig leefde
Ze nam hem, schudde de mest eraf en stak hem
Met beide poten in het gat van haar trechter

Toen de ganzenhoedster haar de poort door joeg
Na de godganse dag geen volk gehad te hebben
Ganzen immers worden afge-leverd in de hel
Trok ze haar pluimen uit en rolde al haar leden
Lillend en bevend door pek en eigen veren en zei:

‘Falada, waer bestu bleven, mi lanct naar uwen paardenkop’
Waarop het ros prompt de benen nam en een extra paar
Uit de spijkerton voor de prinses die nog nasnaterde.

de parabel van de dode snip – b. vogels

er zit een roek onder de grond
een dode roek
hij moet zijn veren kwijt
en dat kan even duren
de kop met de snavel
wil ik voor een eeuwigheid

ik ben op zoek naar dode vogels
vogels zijn als goden
je ziet ze nooit verdwijnen

vogels zijn duurzaam
en van alle tijden
zelfs het ijstijdperk
werd overvleugeld

in de diepvries ligt een snip
met een knip komt zijn vlerk
in mijn levende verzameling

vooruitzicht (vliegende hollander) – maaike klaster

Terwijl stratocumuli gestaag op weg naar het oosten zijn,
kijkt de kerk op het plein vanonder zijn mantel toe. Hij ziet
de wereld door mijn ogen, schikt de veren op zijn hoed.

Er is niets blauwers wat er nu toe doet.
De haan draait, een duif op zijn staart knikt: roekoe!
Wij varen op de westenwind.

huid – stijntje van der wal

ze wist niet hoe
huiden en mensen
bijeen kwamen, hoe
men zich verwarmde
wist ze alleen in de zon
achter vellen
vachten en veren
wist ze de scheiding
ontwaarde daar
behoedzaam tastend
een wonderlijke warme stroom
verontrust zag ze, hoe
hoofden en handen
vlees en vleugel scheurden
en voelde hoe ze stolde
onder het stugge vel.

waan – b. vogels

niemand ziet het
ik ben van veren

ik wordt opgelicht
de hemel staat me
nader dan het water

nu slaapt de glazen zwaan
morgen wil ik uit het dons
waanzinnig vroeg
uit het zicht van de ijzige maan

* – josine keppler

Achter in mijn hoofd
ligt een vogel verscholen.
Zijn kuif kriebelt een nies.
‘Zon zie de zon,
zon zon zie de zon.’

Eerder vervloog ik
mijn wijd open slaap
– die vogel die krast als hij zingt!
Maar ander hield de oren gestopt.

Nu draag ik veren van haren,
als ieder gevlochten, geknot
en gespeld in de diepste tint zwart
dat ik ander alleen op het wit heb gestort.

Ooit, lang geleden, vandaag of morgen misschien,
heb ik vernomen dat hij is geknakt;
mijn vogel gehuld in zijn kuif in mijn hoofd,
helemaal achterin.
En ieder noch ander vliegeziet de zon.

veren – kees wennekendonk

Gisteren vond ik op het strand,
tussen schelpen, touw en glas,
twee veren naast elkaar.

Een sterk maar gehavend als mijn vader
de andere teer en stil,
zoals mijn moeder is.

Vlak daarbij vond ik een blauw balletje –
van schuimrubber.
Dat zal ik dan wel zijn geweest.