Resultaten voor het trefwoord kwartier

pauze 1965 – jacob van schaijk

bij het havenhoofd dreven woorden
als spiegelbeeld van lome meeuwen
voor mij en de vissen
maar pakken kon ik ze niet

met vier was ik blij geweest
genoeg voor een mooie zomerdag
of een ander leven
ik bleef een vis op het droge

je wees mij een tanker aan en zei
kijk, die komt van waar
albatrossen zweven in de zon
samen gezien in de bioscoop

wat moet ik met albatrossen
en zweven in de zon
als ik met jou zinken wil
naar de diepte van de oceaan

ik knikte en zei: over een kwartier
moeten we binnen zijn
sloeg mijn vleugels uit en zocht
gezelschap bij de meeuwen

terras – bennie spekken

zij ziet spoken
ik zie de maan

voor vol aan
in het laatste kwartier

donder op
de achtergrond

het weerlicht
liefde’s schimmen

wil je nog wat
drinken kom

laten we gaan

binnen het kwartier – hans van willigenburg

Het glas water is vers.
De keel wordt geschraapt.
De armen losser in de mouwen geschud.
Dan: gesnuif. Aanvalslust.

Is er al iets te verbrijzelen tot een zin?
Nee? Nog niet?

Gretig uit het raam kijken,
de man in regenjas blijven ontcijferen,
zijn eenheid op wie je verdeelsleutels stuk slaan.

Zijn hond, een typische onrustige hond aan de lijn,
snuffelend aan de spijlen van een hek, als zeggend:

‘Kijk mij! Volwaardig lid van het hondenras.
Eén en al hondengedrag, van top tot teen.’

Een slokje water, om warmer te draaien.
De slaperige waas van je gezicht af vegen.
De kin in de kom van je hand leggen.

Genoeg. De zweep erover:
inventariseren wat je hebt, al is het niets.
De zweep en het niets tegen elkaar opstoken, uitspelen.

Wie heeft waar schuld aan?
Wie heeft de oudste rechten?
Wie wurmt zich slimmer in mijn gunst?

Vonnis!
Wacht niet op dossiers!

En als een aanstaande hamerslag,
met krachtig knarsende tanden,
trilt het gedicht zich naar een climax,

– ziezo, net binnen het kwartier.