Je kunt een kus niet uitvegen,
evenals de droom op mijn netvlies,
jouw manier van kijken,
mijn manier van leven.
Je kunt een kus niet uitvegen.
Vergeef me mijn gemis,
dat ik mezelf gek waan,
dat ik mij dikwijls
in jouw armen
verlies.
Resultaten voor het trefwoord armen
De mens is het slijk
dat uit zijn handen gleed
toen hij nietsvermoedend de maan verplaatste
de grote beer verwekte en water bij de vissen deed
terwijl een moddersculptuur zijn armen strekte.
behaagO was ik maar de kus
die zachtjes op je lippen drukt
de mond die al je haar
met huid en al
bezaait met zoenen
en dat ik dan die zoenen was
behaagziek als geen ander
of de tong, zo lekker diep en geil
terwijl ik ook de armen ben
waarin je zachtjes wentelt –
ja, zelfs de streling
zou ik willen wezen
over heel je naakte lijf
trek de zee
als een deken
schakel
de sterren uit
laat de nacht zien
wie het eenzaamst is
dan de zee
met open armen
laten wegwaaien
Wat als jij nu een deel
van mij meenam
en dumpte langs de weg
Je weet wel
dat deel dat rot is
en nooit ver van de boom valt
En dat ik dan een stukje
van jouw been afzaag
zodat je eens hinkt
op één gedachte
en bij me blijft
Ik zou ook wel wat willen schuren
rond die neus van je
zodat de zalm eens overblijft
ook al is ‘tie in de bonus
en wij samen als in water
Als jij dan wat van mijn haren afknipt
dan zit ik er misschien iets minder
met mijn handen in
En dat ik een opvangnet maak voor je ogen
zodat ze niet telkens uit hun kassen vallen
En dat ik je armen ombuig
zodat ik ze open kan ontvangen
– Dan beloof ik dat ik dat ik geen gat zal boren
in dat hart van je
om te zijn
is aanwezigheid gewenst
om te zien
is nachtblindheid begrenst
om te vliegen
laten vogels diepe aarde los
toch wonderbaarlijk
zo zonder doortraande ogen
ik open het raam
om me aan buitenwereld te laven
ik spreid mijn armen
om me in vriendschap te wikkelen
ik sluit mijn ogen
om me onvergeetbaar te maken
ik ontken mijn deur
om mezelf in mij op te sluiten
ik droom de dag
om me van de nacht te beroven
het is tijd
ik hoor tikken op de ruiten
men sluit het boek
om dagelijkse orde te loven
ik ga maar
nu ik er toch ben
Oh als de dag een veer zou zijn en opgewonden. Zij een pirouette op het plein die alle hoofden draaide als een weerhaan in de wind van alle kanten op het plein geblazen door de dorpelingen. We doen maar een keer gek in het jaar en dat is juist vandaag. Nu alle suikerzoet gewekte dagen in de drop en alle zoute stengels op, nu moeten we gaan knagen aan het ongeweten en de roomborst van haar lippen zuchten, zacht als marsepein. Het is een zijn om van te dromen het is een sein om thuis te komen. Armen open. Deuren wijd. De ogen dicht. Pianospel en dan de tijd invriezen tot de kerst. Nu alles is en op zijn best. De haaietanden sluiten.
wanneer het hoofd soms even opzij zakt
dan weten we dat geluk een horizon kent
even recht als gebogen
als wij elkaar in de armen nemen
vermoeden dat het goed komt
ook zonder zoals daarvoor
het eerst overal groen is en bloeit
zelfs ontworteld op dood hout
houvast vindt ogenschijnlijk in niets
geeft het dan nog iets
of staat alles stevig overeind
Er is een tweede maan bijgekomen.
Nu huil ik tranen met tuiten.
Dat doet de maan soms,
water laten stromen.
Als ik jou nu in mijn armen had,
dan zou ik je laten weten hoeveel ik
van je houd. Kom gauw langs,
ik mis je zo.
Volgens mij kunnen wij veel mooier
en veel completer, speelsers onszelf
aan elkaar laten zien als wij eindelijk
ophielden met net te doen alsof
wij voor de ander niet bestaan.
Heb jij mij verstaan? Ik vraag het maar.
Ook dit heb ik in alle haast geschreven,
want ik word er moe van iedere dag
in mijn eentje op te staan. Nu jij nog,
lieveling, word je wakker uit onze
gezamenlijke dromen of blijf je
voor altijd in de mijne slapen?
Haast je. Ik vraag het je.
Met manen van de waterkat
werd ik uit weerstand geboren,
dook ik uit Poseidon’s schoot
in een vlucht naar de zon.
Nu hap ik naar lucht als een vis
op het droge, ben ik vergeten
wat adem betekent.
Ben ik vergeten wat adem betekent?
Modder kleeft aan mijn armen
vol parels. Ik dook naar de bodem
om te zien wat er leeft, om twee-
cellige voorouders niet te vergeten.
Jullie krijgen de groeten, “Haai”
moest ik zeggen.
Min of meer een meerminsprong.
Recente reacties