een zwerm bijen
zoemt boven de hoofden
van de spelende kinderen
het is een zwoele zomernamiddag
muggen dansen boven
het water
een vredig beeld in een woelige
wereld
een voorbijganger schiet een plaatje
waar het een paar duizend kilometer
verderop kogels zijn
hier hangt een penetrante geur van gier
daar dikke rookwolken van gebombardeerde
gebouwen en angst voor gifgas
een kind begint te huilen nadat het door een insect gestoken is
klein leed
in het ziekenhuis ver weg ligt stil een zwaar gewond
kind groot leed van een klein wezentje
Resultaten voor het trefwoord ziekenhuis
1.
Het ziekenhuis waar ze mij toen ik twee was een week lang martelden
staat nog steeds, bestaat niet meer als ziekenhuis, herbergt nu nieuwe
ondernemingen. Als ik sporadisch langsfiets, krijg ik koude rillingen,
omdat ik weet wie er spoken. Misschien dat iemand op kantoor op dit
moment de verwarming aanzet en zich laat verwarmen door de radiator
waar ik met beide armen aan vastgebonden werd.
2.
Ma Cherie, zegt-ie
en hij kust met zijn tong mijn mond, omdat ik smaak naar snoeplippenstift
en ongeschonden, verse kersen, streelt mijn naakte lichaam, maakt van mij
zijn minnares, een vrouw om van te houden, zegt: Jij bent zo machtig mooi!
Hoe zou ik mij nou in kunnen houden? – maakt zijn wil de mijne.
Wat hij natuurlijk allang wist, is dat ik heb gewacht met plassen, zodat ik hem
op het juiste momen zijn gladgeschoren bek in pis en hij voor het eerst die
onderzoekende artsenvingers verwijdert van mijn clitoris, mijn kut nu weer
van mij is.
Iedere vrouw op aarde die lang en breed volwassen als Lolita heeft gelachen,
haar preburale vagina aan een volgroeide man aanbood, mag bij deze mijn
plaats innemen. Daddy’s Little Girl ligt te huilen in een luier.
Na vierendertig jaar ben ik eindelijk van je af.
3.
Schoonheid kan mij gestolen worden zolang jij nog in mij ronddoolt,
ik jou niet te pakken krijg.
Blijf staan, wijf!
Met handen die mij raken als natgemaakte handdoeken smijt je mij onder
een stromende douche, laat je mij daar in mijn eentje staan en jij blijft
grijnzen, krijst: Sssst, niet tegen papa en mama zeggen – grijpt mij bij
de keel, knijpt terwijl de andere kinderen kijken, laat mij omgekeerd
hetzelfde zien, alsof het alleen de anderen zijn die pijn lijden en ik
degene ben die iedereen hier uit jouw haatdragende hart moet redden.
Vanaf nu zal ik in iedere verpleegkundige jouw krullen zien,
geen thermometer meer vertrouwen.
Het is een wonder dat je ons liet leven na ons dagen te hebben uitgehongerd.
Thuis laat jij jouw man mijn blote lijf betasten terwijl hij jouw tieten streelt.
Zonder woorden werden wij geboren, maar hier heb ik een pen die
meer macht heeft dan jij ooit over mij hebt uitgeoefend.
Zelfs toen je mij met geweld in dat ledikant onder bedwang hield, vocht ik
terug, zodat je was gewaarschuwd, mij al bijna niet meer aan durfde te kijken,
bij mijn vrijlating tegen mijn ouders zei dat ik mij zo goed gedragen had.
4.
De andere kinderen en ik vinden elkaar terug op de gang,
zijn na al die jaren weer boeren en boerinnen op een verkleedpartijtje,
schoppen lachend onze klompen in de lucht, raken zo alsnog het plafond.
Terwijl wij hen die ons zo zorgzaam haatten de schaapskleren van het lijf
hebben gerukt, hebben achtergelaten in de nu kinderloze zaal, waar zij elkaar,
in het duister op de tast, als stinkende, wilde beesten zullen verslinden
en verdwijnen in dat zwarte gat.
Wij slingeren ons al zingend naar buiten, waar de zon vandaag alleen voor ons
is gaan schijnen, lossen op in het licht, vinden onszelf in de huidige toekomst terug,
laten ons omarmen door een liefhebbende, volwassen huid, slaan onze armen
om twee kinderen heen. Eén van de twee ben ik, twee daarvan zijn zij.
waarom kan ik nooit
normaal met mensen praten
waarom gaat het altijd zo snel
over bodypaint met muurverf
over lama’s
ranzige huidaandoeningen
over porno
duct tape in het ziekenhuis
leipe farmaceuten
over bh’s en korstmos en
andere ongrijpbare onderwerpen
wat de wind doet met de boom die nog vruchten draagt,
terwijl de lucht over een dode rivier de straat inwaait,
moet ze zelf weten, Internationale Vrouwendag is geweest
dus ik neem aan dat ze gekozen hebben
het is een half uitzicht, de molen mag niet draaien;
dat is voor dagen dat er in zijn ruim wordt gegeten
van dure borden en de gasten het ervaren alsof er zeesop
kolkt over het water waar meer roeiboten varen dan
zalmen nog tegen de stroom op durven zwemmen,
maar wel stil op bord liggen, het oog netjes weggesneden
de prullenbak in want dat converseert niet fijn,
het is een half uitzicht, achter de molen het ziekenhuis
waar niets over te zeggen valt want veel stiller
kan een plek niet zijn
uit de tunnel dichterbij dan de molen komen fietsers
die veelal sneller willen fietsen maar niet kunnen
racen als een wielrenner, hoe graag ze ook de wind zijn;
ze vat ze bij hun kraag en laat ze werken om de meters
te winnen naar het avondeten, alleen in de luwte
van de tunnel worden tijdritten gewonnen
Naast de ingang van het ziekenhuis bewateren dronken werklui de struiken.
Als ik passeer geven ze de welvaart van alles de schuld.
En mij, godbetert.
Dat vraagt om een gebaar, want één van die mannen is mijn vader.
Ik bied ze een nier, ze willen sigaretten.
Een nier kan ik missen, sigaretten niet – alsof mijn vader dat niet weet.
Ik heb zijn lichaam geërfd.
De dokter roert het soepje dat hij voor me kookt.
Dubbelgetrokken bouillon kan je redden.
Of anders die vette, bruine pillen, met hun nasmaak van kolenstook,
Waar je pik van verschrompelt.
Het is hem om het even,
Als ik maar weet dat de soep ambachtelijk is.
Er zitten paddenstoelen in en de teennagels van de vorig patiënt.
Er hadden spinnen in kunnen zitten, of overreden kat,
Dat was hetzelfde geweest,
Maar vorige patiënten zijn er hier in overvloed,
En als de dokter zegt dat ie nagels nodig heeft,
Omdat die levens redden,
Dan zijn er maar weinigen die hem tegenspreken.
Dus waarom verder zoeken,
Als het toch maar gaat om de walging,
Bron van geneeskunst.
Wie niet meer walgt, wordt doodverklaard,
Waaruit volgt dat je alleen walgend midden in het leven staat,
Dát zijn de regels van het huis –
Het is een theorie, niet slechter dan een andere.
De dokter heeft opgelet bij de lessen sociale vaardigheid.
Delphine Lecompte is in de stad, babbelt hij,
Geestverruimend, grensverleggend prijsdier dat gedichten leest,
Het kan wel wat voor jou zijn.
Ik hoor hem wel, maar kan het idee niet vasthouden,
Want de soep smaakt naar mijn moeder,
Dus ik ben ten dode opgeschreven.
Ik heb haar recepten geërfd.
Recente reacties