Voorbije tijden, toen we ramen open gooiden in gedichten,
zijn tijden om te koesteren!
Wat er toen allemaal in en uit de ramen vloog aan objecten,
diertjes, stof, verlangens!
Hoe gretig er in die tijden achter de ramen geademd werd,
geïnhaleerd om verre verten te proeven!
De gespannen borstkassen vlak na de lassoworp der longen;
de blije gezichten om zoveel winst en vernieuwing!
Al die bergen, vlaktes, stranden, bossen en boulevards,
waar in ieders ogen zo hartstochtelijk niets van overbleef!
Die met niets en niemand iets te maken hebbende drang
Het Gedroomde Elders te omhelzen!
Maar ja, de tijden van nu…
Tijden dat we naar de haren op de rug van onze handen kijken
en tijden dat we naar de haren op de rug van onze handen
blijven kijken en welwillend wegzinken in dat kijken
naar die haren en tegen de ramen zeggen: sorry, weet ik al.
Wat doen we met deze tijden?
Laten we er niet teveel mee doen.
Blijven kijken, rustig blijven kijken naar de haren op de rug
van onze handen, ook al gaan ze ons van z’n lang zal ze leven
niets vertellen.
Aai ze, gerust.
Recente reacties