Resultaten voor het trefwoord slaaf

onder invloed – mattijs deraedt

Ik wil nog allerlei dingen zeggen
maar ik weet niet hoe en niet wanneer en
heel soms weet ik zelfs niet wat.
Dan weet ik dàt er iets is
maar niet wàt precies.
Ik wil nog een heleboel dingen doen
maar de tijd is kort en ik krijg geen tweede portie.

En ik ben niet vrij.

Het pad onder mijn voeten lag er al voor ik er was
en er werd reeds uitgepluisd op welk koord ik zou dansen,
welk papier ik zou kopen en welke woorden ik zou lezen.
Zelfs de woorden die ik schreef zijn niet zuiver.
Maar wat doe ik eraan? Huilen als een hond?
Door de knieën gaan en zwijgen?

Of kleur ik buiten de lijntjes?

En dan is er natuurlijk nog altijd de gulden middenweg:
je bent een slaaf van het geld tot je dood.
Ja, de zanger heeft weer maar eens gelijk.
Daar staat hij nog, in het diepe licht,
met zijn bruine krullen en zijn zonnebril.

Eerst niets en dan de waarheid,

want alles begint en eindigt met niets.
De sprong is de uitzondering,
het foutje, de onregelmatigheid.
Het niets is de donkere nacht, het lange wachten,
de zoete ochtenddauw.

En uit niets komt niets voort.

Het idee is de grootste leugenaar,
het duikt op als een dampend veulen,
net gevallen en verblind,
maar houdt tussen zijn hoeven de waarheid,
de oorsprong, de blinde duif die hij vertrappelt,
sneller dan je kunt zien.
De tijd van liegen is voorbij.
Eerst was er niets.
En dan de waarheid, het vuur, de toorts, de kever.

Het is tijd, alle slapers liggen in hun bed!

De tijd van de wakkeren is aangebroken.
Het is tijd om te schrijven wat nooit gelezen wordt.
Want een doener leest niet, een doener schrijft niet.
Een doener doet wat hij doen moet.
Een doener doet, sterft en maakt plaats
voor een nieuwe doener, een nieuwe leugenaar,
een nieuwe gemaskerde dichter.

De wolf, het varken en de modderman
met zijn korsten en granaten,
zijn oude ogen, zijn nieuwe rimpels,
zijn lange haar en zijn schuchtere baard.

En de bomen en bloemen zullen nooit vergaan
dus waarom ze hier vermelden?
Ga naar buiten en zie:
dit is het forum, dit is het spreekgestoelte,
dit is de toren, dit is de kerk, dit is de long
waar de gevederden wonen.

verhalen van de aarde – maaike klaster

1.

Wat ik zo’n goeie grap vind,
luister jongens, daar komt-ie:
is dat onze voorouders een paar jaar geleden besloten
om wat Afrikanen naar het nieuwe land te verschepen
om ze daar als slaaf hun vuile werk te laten doen
en ze in ruil daarvoor hun (onze) koningin te schenken,

– ik weet dat dit een gedicht van niks is,
maar luister even, het is een vies karwei,
maar iemand moet het doen, dus blijf nog even –

om diezelfde nieuwe Nederlanders – hoe moet ik ze anders noemen? –
de toegang tot hun eigen huis te ontzeggen:
ben je van de Antillen, dan willen wij jou hier niet binnen.
Wat is dat voor iets smerigs?!

Zo begrijp ik ook nog steeds niet dat ik op een zwarte school zat.
Wat betekent dat? Dat ik zwart ben of dat ik er niet was?
Volgens sommige mensen hebben alleen negerinnen dikke billen.
Als dat het geval is, dan ben ik zwart. Wat op hetzelfde neerkomt als dit:
je kunt mijn dikke, Hollandse kont kussen!
Ik ben nog steeds op zoek naar goede negerzoenen.
 
 
2.

De Bijlmer was allang in Zuid, Mothafucka!
Heb je mijn broer niet horen rappen?!
Heel het Barlaeus Gymnasium zong mee.
Koren werden opgericht om mijn brotha door die gangen
op de voet te volgen.
Volksvijand nummer één ben jij, met die grijns.
Bel de politie, bange poeperd, want ook ik ben er geweest,
met die smakelijke klok in mijn kontzak om je te vertellen dat het tijd is,
dat 1989 nu hier is. Tromgeroffel dames & heren:
Blijf met die gemanicuurde, gladde handjes van mijn huis af en ga je eigen
moeder neuken.
 
 
3.

SGR/OSB

Overal en nergens komen wij vandaan,
maar vooral en in de eerste plaats uit onze moeders, vaders.
Zo bewonen wij dit voormalige Niemandsland, dit vroegere moeras
tussen bomen en beton, met overal gras om in te spelen,
zitten wij naast elkaar in de klas van dat grote nieuwbouwgebouw
met de zon en vakantie voor de deur, fietsen op het schoolplein
en een een spoor van hairextensionnepvlechten van een meidenvechtpartij,
vinden wij een ander land, religie in elkaar, lachen wij die natuurkundeformules
keihard uit, omdat wij nu heel zeker weten dat dit heelal zich niet tot de lappen stof van onze spijkerbroeken, korte topjes, hoofddoeken beperkt,
maar dat het de richting was die de sterren ons wezen
om ons naar deze school in deze wijk van deze stad te begeven,
waar vrede altijd op de loer lag, ons zo ontzettend lief was
dat wij nooit beter hebben geweten.

gelijk heeft hij – filip couck

hij heeft een stuk of wat vingers
die niet echt meer meewillen
net als zijn geest die weigert
slaaf te zijn van zijn tijd

retorisch talent genoeg
om psychiaters te overtuigen
van zijn eerlijkheid
hij meent niet te kunnen werken

toch hier niet,
zeker zo niet

hij zoekt rust
‘s zomers in een psychiatrisch centrum
en na de eerste vorst
slaat hij zijn vleugels uit,
volgt de vogels
en reist nog verder door
naar zijn geliefde
India,
zijn bron van geluk

velen noemen hem parasiet,
weinigen zien wat hij echt is:

klokkenluider.