Niet alles is anders.
Zo heb ik dezelfde moeder nog steeds
rotten de hangende pruimen, pikt een merel
onder het schuddende kleed
het zwarte blad,
ontkiemt de kans dat ik verwortelen laat
– valse loten in nat gras.
Ik zou doorweekt en warmgelopen
maar ik gloei niet zo van binnen
– of ik brand –
rook de onrust, geef niet toe aan zelfbehoud.
Hoognodig zit ik uit balans
en laat moeder aan het snoeien.
Zij rukt de herfst wel in het bos terug,
verrast de wind uit de lucht;
zij laat het gebeuren.
Ruikend naar beslapen bed
kleed ik met zorg in zwart,
mijn ogen geel,
mijn hakken hard.
Was ik man, ik liet mijn kin en kaak verstopt.
Recente reacties