Resultaten voor het trefwoord plein

[31-035][2034] – pastuiven

richtende eigen rechters
trekken een angstspoor
doorheen de stad

slepen veroordeelden het plein op
nogmaals de vierschaar in
en jagen een kogel door hun kop

trekpaarden staan klaar
om te vierendelen
pijnbanken gillen geillustig

radbrakend danst het plebs
in bloedbesmeurde waanzin
omheen mobiele gaskamers

de stad stinkt naar schandebloed
een dorst niet te lessen
een donkernis niet te lichten

de sadist van nummer 10
destijds in Auschwitz
zou beschroomd zijn

onze witte engelen
overzweven
het bacchanaal

rondom de muren
geen zevengang
maar stilte

sta ik
met

vooruitzicht (vliegende hollander) – maaike klaster

Terwijl stratocumuli gestaag op weg naar het oosten zijn,
kijkt de kerk op het plein vanonder zijn mantel toe. Hij ziet
de wereld door mijn ogen, schikt de veren op zijn hoed.

Er is niets blauwers wat er nu toe doet.
De haan draait, een duif op zijn staart knikt: roekoe!
Wij varen op de westenwind.

herinnering aan holland – enrico lommerte

denkend aan Holland
zie ik brede riolen
dik door oneindig
laagland gaan,
rijen denkbaar
verdorde populieren
als hoge kale vingers
aan de einder staan;
wordt de zon langzaam
in grijze smog
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
staan de schandpalen
midden op het plein,
de goedendag
en ijzeren maagd
sussen het populistische
bekrompen brein,
land van eeuwige rampen
gevreesd en ongehoord

magalhaensplein – maaike klaster

Buiten op het plein, onder het toeziend oog van de windhaan
bovenop de toren van het kerkje en de kraaien op het dak,
spelen kinderen die er nog niet zijn. Op de autoparkeerplaats
mogen zij niet komen van mij, voor hun eigen veiligheid.
Verder is de stoep hun wereld, het speelterrein waar zij samen
met de ontdekkingsreiziger die per vloot onze aarde rondging
op verkenning kunnen. Iedere boom is een universum op zich,
dus daar hebben zij voorlopig genoeg aan.

Voordat het donker wordt, ga ik even bij ze kijken met een
kartonnen doos onder mijn arm. “Wie wil er een ijsje?”
vraag ik dan, “Iííííííííííííííík!!” roepen de scheepsjongens en
meiden van Magalhães in koor. Hoor maar. Daar komen ze
aan. Ook de kerk weet dat zij er bijna zijn, wuift ze binnen
met vlag en wimpel, lijkt Schip Ahoy!! te zeggen terwijl ik
vanachter het huiskamerraam toekijk.

Buiten op het plein spelen kinderen die er nog niet zijn.
Op de autoparkeerplaats mogen zij niet komen van mij,
voor hun eigen veiligheid.

school uit mijn jeugd – bennie spekken

het plein is leeg
de luiken dicht
het veld verlaten

niemand loopt hier
in de muziek
van de regen

niemand die vraagt
jongeman mag ik
deze dans van u

dan overvallen
door een ongekende
duisternis denken

ik moet maken
dat ik thuiskom

arnhem, stationsplein, september 2001, de elfde voorbij – hans mellendijk

Is dit plein
een brug te ver?
Is dit teken
een eindsein
om te vertrekken
naar het zijn,
nieuw verleden,
of om tijd te rekken?

Is de brug
een plein dichtbij?
Is dit richting
een zuchtkuch
van tien pond grutten,
in wezen
oude verlichting
of om in te dutten?

Is dit sein
een brug nabij?
Is de binding
Een scheerlijn
om aan te kleven,
het ware
mens’ uitvinding
om te kunnen leven?

Is dit orakel toch niks meer dan
wat verschoven regels en woorden?
Is dit, daar het dichtgoed rijmen moet,
opbouw en afbraak spiegelend,
door geschuif betekenis krijgt, inboet
of godallahmachtig,
slechts een anekdote uit verleden Arnhem?

Johnny Kraaykamp speelt avondstollend mooi King Lear.
Daarna dolend bomen over het nu en hier.
Johnny van Doorn indachtig,
klinkt galmend over het plein gegleden, de stem:
‘Is this square a bridge too far?’
Een vraag toen klip-en-klaar.

Nu jaren later zie ik cynisch op afbakenende palen.
Het bordje ‘Hier wordt vakkundig gesloopt door Van Dalen.’

het meer – menno wieringa

Het is zondag
een bleek zonnetje
de kade vol mensen
kermis met allerhande kramen

het meer is helder
de lucht voelt fris aan de huid
aan de overkant ligt Frankrijk

ooit wandelde Sisi hier langs de oever
als een zwarte schim
op de vlucht voor het noodlot
Kissingen Bad Bruckenau Caux Montreux
zoveel doden

zelf uit haar lijden verlost
door de anarchist Lucheni

embarquez s’il vous plait
de boot zet zich in beweging
benedendeks komen de zuigers die
de raderen aandrijven langzaam in beweging
ölgesteuerte Dampfmaschine
fossiel uit de belle epoque
het schuim spat op
alles trilt en schudt

dan zijn we op het meer
dagjesmensen families eropuit
met een half uur ben je aan de overkant

in de verte ligt Evian
het villa triste van Victor Chmara
vroeger een mondain vakantieoord
een paar grote hotels
met hun weelderige tuinen
een casino en een bioscoop
heeft aan glans verloren
maar het eten is er goed

veel later weer terug
loop ik alleen de heuvel op
de zon verdwijnt achter de gebouwen van het plein
de zomer loopt ten einde