Resultaten voor het trefwoord paardenstaart

alleen mijn huid – janine jongsma

alleen mijn huid verzet jouw zinnen
maar de woorden glijden van mij af
ik word niet warm of koud van je
je zet me in de stoel neer voor de spiegel

haalt snel een washand over mijn gezicht
en zet mijn arm zorgvuldig terug in de kom
in de badkamer huil je de vlekken uit mijn lingerie
je borstelt mijn haren en telt hardop honderd slagen

vraagt of ik mijn lievelingshaarband in wil
maar besluit uiteindelijk tot een paardenstaart
beneden kus je mij teder gedag, ik staar naar de tv
mijn borsten kijken jou onbewogen na

de kat telt de uren af, gebruikt mijn been als krabpaal
jij belt vanaf je werk hoe het gaat, dat je laat bent
en of het goed is dat we Chinees eten
ik neem niet op, dat doe ik nooit

bus van gedachten – rianne oosterom

De zon kruipt langzaam omhoog
dat is zo’n afgezaagde zin als het om de vroege morgen gaat
ik heb vandaag een paardenstaart ingedaan
eentje die me terug bracht naar vroeger
naar het zwiepen als ik op de schommel zat
vandaag waait het hard
en de weilanden zijn bevroren

Rook komt uit de schoorstenen,
ach arm milieu.
Ik zou bijna ’s bus uitlaat vergeten
die is net zo erg
en ik werk eraan mee
“Save the planet”
staat dan ideologisch op mijn hemdje

We rijden weer,
al die file in de ochtendspits
al die 21ste eeuwse proletariërs
niet bezweet van het fabriekswerk
maar keurig in kapitalistisch pak

al die idealen
de lente is er ook een
vandaag vecht ze met de winter
narcissen tegenover vrieskou
ook al zo’n cliché metafoor
ik weet dat de lente winnen zal
op een dag
nog even wachten, alleen.

Het goede overwint altijd,
daar geloof ik in.
Naïef zullen ze me noemen,
scheelt me niets
een dromer zullen ze me ook wel noemen
veel leuker dan een realist
De zon kruipt nog steeds
en mijn gedachten ook

fignon – eelke van es

Wijze Parijzenaar
Rijdend met paardenstaart
Heeft zich geleerd
In ’t hiernamaals gestort

Ooit boog hij diep voor de
Aerodynamica
Nog komt hij
Acht aardse tellen tekort

meisje – eelke van es

Tussen appels in de zomer
hangt een varken in de boom.
De slager is uit rijden
in zijn eigen zoete droom.

Er zit een bokking op de fiets,
hij spartelt in de regen.
Hij weet niet hoe hij weet niet hoe
zijn blote benen hier bewegen .

Daar dartelt in de vaart
een meisje met een paardenstaart,
heel kunstig in een net,
lekker spartelend in het vet.

Zo klimt de hete zomer
langs de slager en de dromer.