1. Ga nooit alleen zaken doen.
2. Laat het huis taxeren door een onafhankelijke taxateur.
3. verkoop eerst je oude huis voordat je een nieuw huis koopt.
4. Zorg dat je niet meer leent dan je kan dragen.
5. Praat alles goed met elkaar door.
Bij punt 1:
Neem een vertrouwd persoon mee en let samen goed op wat er gezegd wordt en geschreven staat (vooral in de kleine lettertjes), laat je niet onder druk zetten en gebruik je verstand, wat de ene niet weet of ziet dat weet of ziet de ander misschien wel, want twee weten altijd meer dan één.
Bij punt 2:
Geloof niet zomaar de verkooppraatjes van de verkoper, maar laat een buitenstaander die verstand heeft van zaken de woning zo precies mogelijk taxeren.
Bij punt 3:
Tref een overgangsregeling met de koper van je oude huis op het moment dat je naar een nieuw huis toegaat. Eventueel kan je ook in de vrije sector huren.
Bij punt 4:
Hou rekening met eventuele extra kosten door de geboorte van een kind of kinderen, ziekte, ontslag, het wegvallen van de naaste of onderhoudskosten aan het huis.
Bij punt 5:
Zorg dat je van elkaar weet waar je aan toe bent bij verschillende denkbare situaties. Zeker weten is altijd beter dan achteraf zeggen: Had ik het maar geweten. Je moet goed beslagen ten ijs komen, dus wees er op voorbereid dat het soms nog wel eens tegen kan zitten.
Resultaten voor het trefwoord nooit
Er is een complot van velen tegen een enkeling
die ondergaat in een massa verstekelingen.
De boot vaart op volle zee en het water raakt op.
De boot loopt vast. De verstekelingen stappen uit.
De enkeling loopt mee. Ze lopen naar het land.
Het land staat onder water. Het land loopt leeg.
Er is een eiland voor de haven. Op het eiland
slaan de verstekelingen tenten op. De enkeling
blijft waakzaam. Hij slaat de sterren gade.
Je weet nooit wat sterren doen. Ze stralen.
Ze vallen als hun tijd gekomen is. Maar
waken. Blijf waken. Zet de maan wat lager
neer. Hou je vast als enkeling dat het beter
wordt en later, alsmaar wordt het later.
Ze stonden al jaren tegenover elkaar
met het geweer in de hand
naar elkaar te kijken
ze leefden in een droom
een droom in een ballon
die niet lek mocht gaan
elke dag poetsten ze hun lopen
smeerden hun laarzen in
met vet
nooit is er geschoten
maar praten
deden ze ook niet.
De bodem was bereikt
het gat, was geen gat meer
iets wat we accepteerden
eigenlijk nooit zo geweest was
gewoon geen onderdeel van deze aarde
waarvan je wist dat het er niet was
uitgehold, uitgesleten
een veelste rustig niets
alles was missen
tot zij jou zag, het gat zag
wat het betekende
alles was missen
voor haar, voor mij,
voor iemand
of iets.
ze zeiden dat de oude man
die op de hoek van de
Sam de Wolffstraat woonde
kinderen ving om ze voor de
duvel te laten dansen
ik fietste voor het eerst
zonder zijwielen
tegen de koplamp op
van zijn eend
hij tikte tegen de ramen
’s avonds stond hij
in onze woonkamer
en moest ik
uit bed en in mijn pyjama
zeggen wat ik had gedaan
met mij en dansen
is het nooit goed gekomen
de dood van een
achterneefje en achternichtje
van wie ik daarvoor
nog nooit had gehoord
zij kropen tijdens het hooien
boven op de wagen
en raakten verstikt
mijn moeder kocht een kaart
voorop in grijs twee ranke korenaren
bijeengebonden met een zwierige strik
rondom gestippeld in een kader
ik postte de kaart nooit
jarenlang verstopte ik het tussen
mijn kussen en de sloop
gebruikte het nog later
als boekenlegger
en als herinnering
aan de gekte van mijn moeder
grootvaders klok in de vestibule
stond stil toen Sijtje van de Hoeve
werd geraakt
op haar klompen
had ze aangevoeld en gewaakt
tot de verzwegen vlet
haar oog ontvoer
met de beladen vracht
verscholen tussen teer en lompen
het doodsuur is nooit verzet
besloten geen nieuwe relaties
aan te gaan
de ware zal ik toch nooit
ontmoeten
aandachtig sta ik op een tentoonstelling
een schilderij te bekijken
een warme mannenstem
achter me zegt
u lijkt op haar
voornemens de opmerking te negeren
maar mijn nieuwsgierigheid
is sterker
me omdraaiend komt mijn blik
terecht in vriendelijke onderzoekende ogen
in een poging me te verweren
zeg ik vinnig
een variant op
ik ken u ergens van
nee zegt hij
ik ken u niet maar ik zou
u graag leren kennen
iets minder bits zeg ik
onder het “genot” van
een glas wijn zeker
hij blijft charmant
in goed gezelschap heb ik
geen alcohol nodig
dient hij van repliek
gelijktijdig schieten we in de lach
en het pleit is beslecht
Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een heilige niet geraken
De zoon van de heilige is noch vroom noch vuurtorenwachter
Hij is gewoon een necrofiele tegelzetter
Hij was nog maar vijf jaar toen zijn vader is gestikt.
Hij was toen nog geen tegelzetter, maar hij had wel al necrofiele neigingen
Na de dood van zijn vader is zijn moeder hertrouwd met een doffe pantoffelmaker
Hier kom ik op de proppen: ik was de minderjarige minnares van de pantoffelmaker
Bij mij was hij nooit dof, wel integendeel
Toen de necrofiele bijna-tegelzetter een kapotte eierkoker wilde dumpen
In het tuinhuisje trof hij ons aan in een onzinnige verstrengeling op de vloer.
De zoon van wijlen de vader krijste: ‘Als dit seks voorstelt, dan nee, nooit!!’
Ik beet terug: ‘Het ziet er lelijk uit, maar het loont de moeite.’
Maar ik geloofde mijzelf toen al niet
Sindsdien zijn we bevriend, de necrofiele tegelzetter heeft alles doorverteld
Aan zijn moeder, aan de mijne, aan zijn huidarts, aan de mijne,
En aan de naargeestige vuurtorenwachter, de vuurtorenwachter van de vacature.
Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een vuurtoren niet geraken
Ik ben noch necrofiel noch tegelzetter
Wanneer ik ’s nachts de bloemetjes buitenzet vergeet ik niet te bloeden
Overdag verveel ik mij soms stierlijk, dan bel ik aan
Bij de necrofiele tegelzetter, hij opent de deur, hij zegt:
‘Kom binnen, kom binnen! Zo lief dat je drie marmotten hebt meegebracht.’
De oude kruisboogschutter klaagt: ‘Je schrijft constant over fellatio,
Maar het komt er nooit van.
We leven als onincestueuze imkerweduwnaar en nukkige imkerdochter!
In je gedichten pijp je touwslagers bij de vleet. Het is niet eerlijk…’
Het is waar, ik pijp de oude kruisboogschutter niet meer en het is harteloos van mij
Ik pijp niemand, ik bid en ik schrijf over fellatio in de geblokkeerde lift van een bakkerijmuseum.
Of in de geblokkeerde lift van een struisvogelkwekerij
Maar de ontvanger is altijd een touwslager
Wie zal hem verklaren? Hij heet alleszins René
Hij leest waarschijnlijk zelden het proto-evangelie van Jakobus
Hij kan niet goed een spaniël met hardnekkige kennelhoest imiteren.
René de touwslager kan niet goed een spaniël met hardnekkige kennelhoest imiteren
Maar hij doet het toch, wrokkig en verbeten
De erectie van René is groter dan een geïsoleerde wezel
Ooit of nooit werd ik door een geïsoleerde wezel gebeten
Natuurlijk gebeurde dit niet in de geblokkeerde lift van een bakkerijmuseum.
Het bijtincident vond plaats op mijn zeventiende verjaardag
In de geblokkeerde lift van een struisvogelkwekerij
Ik was niet aan mijn proefstuk toe, ik bedoel:
Net voor de wezelbeet had ik twintig pijpbeurten uitgedeeld aan twintig verschillende touwslagers
Het spijt me dat dit een vulgair gedicht moet zijn, het wordt erger.
Net na de wezelbeet heb ik nog eens twintig pijpbeurten uitgedeeld aan twintig vernieuwde Touwslagers, ze waren ongelovig en ze wisten niets
Ze wisten niets af van mijn verjaardag
En ze negeerden mijn bloedende hand
Omdat ze tijdelijk vergaten dat ik besmettelijk was.
Recente reacties