Resultaten voor het trefwoord moeder

† – marjon zomer

de dood van een
achterneefje en achternichtje
van wie ik daarvoor
nog nooit had gehoord

zij kropen tijdens het hooien
boven op de wagen
en raakten verstikt

mijn moeder kocht een kaart
voorop in grijs twee ranke korenaren
bijeengebonden met een zwierige strik
rondom gestippeld in een kader

ik postte de kaart nooit
jarenlang verstopte ik het tussen
mijn kussen en de sloop

gebruikte het nog later
als boekenlegger
en als herinnering
aan de gekte van mijn moeder

gesprek tegen de wind in – august tholen

Met moeder op de fiets,
ik wijzend, herkennend,
tegen de wind in een
gesprek voerend.

Nee, ik zie het gras en de
lucht niet voor het eerst

maar ik ben in een land
geweest dat uit ademloosheid
werd gevormd.

Waar herkenning betekent:
eindeloos voor het eerst zien.

Herinnering, die burchtruïne,
is er tot luchtwordens vergeten,
is door allesverdringend gras

bestormd.

babyfoto’s na de sluikstorting van een opgezette haas – delphine lecompte

Ik sluikstort mijn laatste opgezette haas in de tuin van mijn vroegere orthodontist
Mijn tanden zijn nog steeds lelijk maar de orthodontist is gepensioneerd
Na de sluikstorting breng ik een bezoek aan de necrofiele tegelzetter
Hij ligt op de sofa met een gebroken arm, op het gips staan acht trollen in viltstift,
Zeven karpers, en een verkeerd begrepen citaat van een dode Sovjettoneelschrijver.

Ik vraag: ‘Mag ik boven mijn teennagels knippen?’
Het mag, in de badkamer denk ik plots aan de robuuste kreeftenkweker
Die ik gisteren zo onbarmhartig heb afgewezen, hij wilde mijn fiets lenen
Ik verdrijf de gedachte en haal mijn nagelschaartje uit mijn kinderachtige rugzak
Ik knip enkel de teennagels van mijn linkervoet, ze zijn licht, licht als betekenisloze klavers.

Terug beneden warm ik rijstpap op voor de necrofiele tegelzetter
Ik strooi mijn vijf afgeknipte nagels in het pruttelende potje
De rijstpap brandt aan en de tegelzetter vraagt waarom
Ik geen avondcursus paardengebitverzorging volg
Hij denkt dat mijn moeder een manege uitbaat, hij denkt dat ik haar kan opvolgen.

Ik kieper de rijstpap in de vuilbak en geef de necrofiele tegelzetter een chocoladen letter
De ‘S’ van stakker, van staking, van stang, van slang, van slag, van sepsis, van sorry
Maar toch vooral de ‘S’ van mijn moeders voornaam, mijn meest onafhankelijke opvoeder
De necrofiele tegelzetter slokt de letter naar binnen
En zegt: ‘Nu moet je weggaan; ik wil niet dat je hier bent wanneer mijn poetsvrouw komt.’

Terug thuis blader ik in het zwangerschapstijdschrift
Dat ik vorige maand heb gekregen van mijn muze
Het was geen wreedheid, hij dacht echt dat het eindelijk gelukt was
De meest fotogenieke baby komt uit Lichtervelde, ik zal hem niet ontvoeren.

adder in knopenwinkel en op picknicktafel – delphine lecompte

We negeren de dode adder die op de picknicktafel ligt
Naast de dode adder liggen er twee telefoonboeken
Jij neemt het meest recente en ik blader in het oude
In het oude telefoonboek leeft mijn grootvader nog
Zijn minnares ook, ze had rode haren en ze pelde garnalen.

Ze had rode haren en ze kon een struisvogel in existentiële nood imiteren
Pas vele jaren later besefte ik dat ze eigenlijk de spot dreef
Met het orgasme van mijn grootvader, de ondankbare teef
In jouw telefoonboek staan een schrijnwerker en een oncoloog
Die dezelfde voornaam en familienaam dragen als je enige schoonbroer.

Je zegt: ‘Ik ga iets eten achter die boom daar. Die boom met de gekerfde initialen
Van je hatelijke moeder die mij gisteren in de knopenwinkel straal negeerde…’
‘Wat deed je in een knopenwinkel? Ben je opnieuw verliefd op een knopenverkoopster?’
Vraag ik ongerust, maar je bent al verdwenen met de laatste sandwich achter de stronk
Ik eet een augurk met lange tanden en achteraf pook ik met mijn zure wijsvinger in de adder.

Hij wordt levend of hij ontwaakt
Hij is vrouwelijk en zij bijt mij
Ik krijs hoger dan gewoonlijk, maar je blijft verscholen
Een normaal gezin dat net is toegekomen snelt ter hulp
De blakende moeder voert mij naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.

Onderweg vraag ik haar of schijn bedriegt
Of de gezinsleden binnenshuis manipulatief, rancuneus en giftig zijn
Of de normaliteit een dun laagje vernis is
De blakende moeder snuift misprijzend en sist:
‘Dom wicht, we zijn geen gezin; we zijn een toneelgezelschap. Maar jij krijgt geen vrijkaarten.’

ik ken de zoon van een heilige – delphine lecompte

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een heilige niet geraken
De zoon van de heilige is noch vroom noch vuurtorenwachter
Hij is gewoon een necrofiele tegelzetter
Hij was nog maar vijf jaar toen zijn vader is gestikt.

Hij was toen nog geen tegelzetter, maar hij had wel al necrofiele neigingen
Na de dood van zijn vader is zijn moeder hertrouwd met een doffe pantoffelmaker
Hier kom ik op de proppen: ik was de minderjarige minnares van de pantoffelmaker
Bij mij was hij nooit dof, wel integendeel
Toen de necrofiele bijna-tegelzetter een kapotte eierkoker wilde dumpen
In het tuinhuisje trof hij ons aan in een onzinnige verstrengeling op de vloer.

De zoon van wijlen de vader krijste: ‘Als dit seks voorstelt, dan nee, nooit!!’
Ik beet terug: ‘Het ziet er lelijk uit, maar het loont de moeite.’
Maar ik geloofde mijzelf toen al niet
Sindsdien zijn we bevriend, de necrofiele tegelzetter heeft alles doorverteld
Aan zijn moeder, aan de mijne, aan zijn huidarts, aan de mijne,
En aan de naargeestige vuurtorenwachter, de vuurtorenwachter van de vacature.

Ik ken de zoon van een heilige die is gestikt in de vacature van een vuurtorenwachter
Dichter zal ik bij een vuurtoren niet geraken
Ik ben noch necrofiel noch tegelzetter
Wanneer ik ’s nachts de bloemetjes buitenzet vergeet ik niet te bloeden
Overdag verveel ik mij soms stierlijk, dan bel ik aan
Bij de necrofiele tegelzetter, hij opent de deur, hij zegt:
‘Kom binnen, kom binnen! Zo lief dat je drie marmotten hebt meegebracht.’

een vrouw in de droge voeding – delphine lecompte

Een vrouw in de droge voeding zegt tegen haar moeder:
‘Gisteren heeft de teckel mijn lievelingsdeken verscheurd!
Je weet wel; dat deken waarop Jezus vastbesloten is
Om water te veranderen in wijn op het eind van een suffe bruiloft…’
‘Een bruiloft is nooit suf. Suf is het verkeerde adjectief.’ Zegt de moeder streng.

De moeder heeft gelijk
Ook mijn moeder had nog geen 120 minuten geleden gelijk
Ook mijn deken werd gisteren verscheurd door een hond
Maar er stond geen Bijbels tafereel op afgebeeld;
Slechts een heidense sloot vol omineuze kikkers.

‘Een sloot is nooit heidens.’ Zei mijn moeder streng
Wat zie ik haar graag sinds ik een hond heb
Ik streel een liggend pak rijst en bel haar op
‘Waar ben je? Ben je gewond?’ Wil mijn moeder weten
Ik stel haar gerust; ‘Ik doe ongewond boodschappen voor een blinde tegelzetter.’

Wat ben ik christelijk sinds ik een jachthond heb
Vroeger zou ik het wisselgeld in mijn zak hebben gestoken
Vroeger zou ik de blinde tegelzetter nooit hebben aangesproken
‘Als je van jezelf zegt dat je christelijk bent dan doe je alles teniet’
Zegt een vader bars tegen zijn enige zoon in de zuivelafdeling.

De vader heeft ongelijk; het is niet nodig om zo bars te zijn
Ik hoop dat hij vanavond stikt in het voorlaatste appelpartje
Van de afgeprijsde yoghurtpot die hij in zijn knuist knelt
En ik hoop dat zijn enige zoon het laatste appelpartje niet als een relikwie bewaart.

Mijn moeder vraagt: ‘Lukt het met de hond?
Als het niet lukt dan zal het je zoveelste fiasco met een zoogdier zijn..’
Wat is het gemakkelijk om de verbinding te verbreken.

vergeef mij, hoge niet bestaande entiteit – harry m.p. van de vijfeijke

Vergeef mij, hoge niet bestaande entiteit dat ik
een leven aan het winnen van de waan
van niet bestaande liefde wijd.

Een dag wordt getekend door de regels
en de afgeleide tekst zonder het vermoeden
van het ene allerlaatst gedicht
zal ik loos en ongekend onder een bemoste steen
ongeletterd als de rest eens worden bijgezet?

Wat drijft mij, hoog en niet bestaand gegeven, zeg het mij?
Is het de ooit te gulle moeder die mij erkende, zag,
en zacht in de verwende watten deed?

Is het de vader de mijn kleine botten staalde
en mij een windrichting indreef?

Is het de standaard van het eerste aangrijpen van een sterk verhaal
of de hang naar het sluimerend Platoonse areaal?
Wie sprak daar toch van aangepraat?

Ach, wellicht wil ik mij alleen maar laten horen,
in een nageboortig krijsen, nog altijd komend op verhaal.

Terwijl ik naar boven kijk en naar beneden hijg
waar gij almaar niet bestaand bent
en allerminst als entiteit verblijft.

Kruipend kras ik mijn dagelijkse regels in het slijk.

je kan me wat – andrea herwegen

niet zomaar ineens
zin in moord en doodslag

koken doet het
al een tijd

wat natuurlijk
figuurlijk en relatief

maar laten we
niet weglopen

hete brij vreten
zonder gebed

heilig is een strijd
onze vrijheid een spel

we lopen op de maat
dansen naar de koning

zijn pijpen haar vader
moeder kent rust

met vlag en wimpel
gezakt voor oranjegevoel

moeder aarde – sef parker

wie zich als hoer
laat gebruiken

kan moeilijk spreken
van verkrachting

laat echt alles
met zich doen

moet je kijken
hoe smerig

lozen gaat vanzelf
loopt de mond van over

ik dwaal over eindeloze wateren – jos van daanen

Van uitstel komt afstel, zei de moeder die ik kende,
denk vandaag aan theepothuizen, koks en herdershonden
omdat je morgen weer met andere zaken bezig bent.

Mijn broertje hield van koffie. Ze sloeg hem over,
mijn zus droeg dezelfde blik die de moeder al die jaren droeg.
De dieren, waaronder mijn vader, had ze maar verzwegen.

Als er een luik had bestaan, had ik je wel toegelaten,
samen met de kleinste paarden en de blauwe giraffen
uit mijn kinderboeken. En er zou niemand lachen.

Ik dwaal over eindeloze wateren, draag tinnen emmers lucht
en gun me hier mijn naam te zijn.