Resultaten voor het trefwoord licht

zwaartekracht energie – pallas van huizen

Steeds sneller draaide de oerzon om zijn as
veroorzaakte een implosie in de ruimte
brak in stukken en verdampte tot gas
Sommige dingen gingen sneller dan het licht
niets wat vast stond, wat nog werkelijk was
een nieuwe jonge zon nam zijn plaats
gaf de ruimte een nieuw gezicht
Ons huis, onze aarde kreeg vorm
veranderde van gas naar vast
water daalde neer, maakt het land nat
vruchtbaar voor de groei van gewas
Nu zes miljard jaar later
kijken en luisteren we
met nauwkeurige resonantietelescopen
naar oude en nieuwe sterren
Voelen ons oppermachtig,
willen het nadoen
en houden ons hart vast.

bipolair – jacob van schaijk

een merel zong Ständchen, een alt iets
over een heide, stil en zo ver
harmonie en dissonant in een duet
dat een engelenkoor overtrof

afgunst besloot dat iemand moest boeten
en de film opnieuw zou draaien
te beginnen bij de introductiescène
alsof alles nog pas gisteren was

de draden slijm toen je huilde
of ik dan niet meer van je hield
en het juist was omdat ik zoveel om
je gaf, maar zeggen kon ik het niet

het nachtenlange zwerven
door lege straten en langs havens
van drank naar rood licht, bij vlagen
wetend dat ik mij niet aan moest stellen

en steeds weer het onvermijdelijke
van niet tot daden overgaan
wat ik al die tijd van binnen
wel had geweten

blunderlichaam – jessica bakker

Jammermannen rammen
storm dronken winter worst
in mijn apparaat

maar ja, ik droom
oranje bitter perzik naakt
van geur nacht sap

vrij dan vogel
land aan schoonheid

lust je
geen prachtpaar waar
ik melk uit schenk

kus jouw licht spel
met je blik
op mijn roodborst
toe lik deze roos van vlees

spuit mijn verdriet mooi vol
kaap haar, zeg maar
slaap blauwoogje

pijnboomgrens – august tholen

Vandaag, vrienden, zingen
we ons naar de vergetelheid.

We reizen tot boven
de pijnboomgrens
en zetten ons neer onder het
licht van een oeroude ster

waar de wereld eindelijk weer
tot rust komt en terugzinkt in
haar natuurlijke, geheiligde
staat van onverschilligheid.

Waar al haar ontroeringen weer
tot alledaags ongemak worden,

haar kalkstenen tranen niet
langer tot museaal marmer
worden samengedrukt,

haar meanderende beken
worden rechtgetrokken

en haar hysterische snik-
blauwe luchten in kalmer
tinten gepuzzelstukt.

Want eeuwig vallen
de regens in Frankrijk,

warrelt de geur van
versgebakken brood
er door leigrijze straten,

krijsen de everzwijnen
in de bossen om manna,

bedrijven stelletjes
de liefde in portieken,

schilderen krankzinnige
schilders blad voor blad
de vurige vingers van de
esdoorns op de hellingen,

 

 

 

 
speelt iemand Satie op
een Normandisch strand.

 

 
En eeuwig tuimel ik,
handenwringend,
in een vrije val
naar moeder aarde,
 
als Icarus,
 
als een oeroude ster
 
zingend,
 
zingend.

babyfoto’s na de sluikstorting van een opgezette haas – delphine lecompte

Ik sluikstort mijn laatste opgezette haas in de tuin van mijn vroegere orthodontist
Mijn tanden zijn nog steeds lelijk maar de orthodontist is gepensioneerd
Na de sluikstorting breng ik een bezoek aan de necrofiele tegelzetter
Hij ligt op de sofa met een gebroken arm, op het gips staan acht trollen in viltstift,
Zeven karpers, en een verkeerd begrepen citaat van een dode Sovjettoneelschrijver.

Ik vraag: ‘Mag ik boven mijn teennagels knippen?’
Het mag, in de badkamer denk ik plots aan de robuuste kreeftenkweker
Die ik gisteren zo onbarmhartig heb afgewezen, hij wilde mijn fiets lenen
Ik verdrijf de gedachte en haal mijn nagelschaartje uit mijn kinderachtige rugzak
Ik knip enkel de teennagels van mijn linkervoet, ze zijn licht, licht als betekenisloze klavers.

Terug beneden warm ik rijstpap op voor de necrofiele tegelzetter
Ik strooi mijn vijf afgeknipte nagels in het pruttelende potje
De rijstpap brandt aan en de tegelzetter vraagt waarom
Ik geen avondcursus paardengebitverzorging volg
Hij denkt dat mijn moeder een manege uitbaat, hij denkt dat ik haar kan opvolgen.

Ik kieper de rijstpap in de vuilbak en geef de necrofiele tegelzetter een chocoladen letter
De ‘S’ van stakker, van staking, van stang, van slang, van slag, van sepsis, van sorry
Maar toch vooral de ‘S’ van mijn moeders voornaam, mijn meest onafhankelijke opvoeder
De necrofiele tegelzetter slokt de letter naar binnen
En zegt: ‘Nu moet je weggaan; ik wil niet dat je hier bent wanneer mijn poetsvrouw komt.’

Terug thuis blader ik in het zwangerschapstijdschrift
Dat ik vorige maand heb gekregen van mijn muze
Het was geen wreedheid, hij dacht echt dat het eindelijk gelukt was
De meest fotogenieke baby komt uit Lichtervelde, ik zal hem niet ontvoeren.

volle maan – iniduo

schijnen maan
stralen in
het niet van
eeuwig licht

lach en traan
niettemin
blijken dan
uit het zicht

op niveau
hoog en ver
van een ster
uit haar baan

althans zo
kijkt men er
her en der
tegenaan

amorfis – iniduo

langs de grenzen van zichtbaar licht
onttrek ik mij even aan eeuwigheid
tussentijds sta ik kort in het zicht
als speelbal van eigenwijze tijd

hooguit hoogte, waarmerk van reliëf
of diepte in groeven van voordood
gezichten, van mensen die ik nog tref
een rimpel in de vijver van stille nood

heeft het zin te beklijven
gekerfd in beelden, kruimig en broos
voor hen die na ons zullen verblijven
ik, jij, we zijn vormeloos

eeuwige liefde en zo – iniduo

ik val voor het licht dat op je schijnt
gebroken in het kristal van ogen
ik weet dat je in de verte verdwijnt
zonder mededogen

terwijl we over vlakke wegen zwerven
langs leven en een beetje dood
help me overeind, of lijm mijn scherven
mijn kus was jouw voetnoot

wachtkamer – iniduo

muren houden adem in
hun echo klinkt kortzichtig tegen het gevallen licht

men noemt het schaduw
maar beslotenheid is niet ontvankelijk voor ruimte

de buitenwacht bevriest in gemaskeerd stilleven
gevangen in versteende spieren, geknoopte magen

iets vlucht in iemand, niets ontsnapt aan de greep
aan omklemming, kan schuilen achter zwijgende zuilen

tijd duwt geduld opzij
hartslag belichaamt het tikken fijnbesnaard

als klopjes op een dichte deur, die ieder aanstaart
eeuwen gaan blind voorbij

onderbelicht – iniduo

ik hou van het geknepen licht dat niet alles onthult
van de sluier, de nevel, de hunkering
die nooit alle wensen vervult

ik vervaag
ik volg de schemer
die ’s ochtends het verlangen naar licht bedekt

die ’s avonds zweemt naar de diepte van duisternis
bloemen sluit, ogen opent
zich tot oneindige verten strekt

de schemer, die woorden in half beschenen wolken leest
maar nog genoeg onbesproken laat
voor het volle licht
dat niettemin het duister vreest