Resultaten voor het trefwoord efce

koufront – efce

In de stad is het òf koud, òf warm, maar nooit zie je het aankomen – hoe zou je ook, als je altijd noten eten kunt of spinazie of spitskool of groene sla met eitjes – waardoor je altijd te laat bent voor een nieuwe winterjas en daardoor juist ook weer altijd te vroeg – want voor je het weet is het uitverkoop en dan heb jij de volle mep betaald. Wat rest is kippenvel en een zwembroek in originele verpakking.

respect – efce

Ooit – op het Centraal Station, ik weet het nog goed, ik was redelijk dronken, het was een uur of vijf en ik had een liedje van Prince in m’n hoofd – ben ik aangezien voor een Servische huurmoordenaar. Daar had ik precies nog de leeftijd voor en – voor wie het zien wil – de passende kop.

Ik neem niemand iets kwalijk. Laat dat tevoren gezegd zijn.

Er sprongen kerels op m’n nek die uit het niets kwamen en voor ik het wist zaten er tie-wraps om m’n polsen en m’n enkels en kon ik niks meer zien omdat er ’n muts over m’n ogen werd getrokken. Er werd geen woord gezegd. Ze legden me op een brancard en namen me mee.

Het was professioneel. Respectvol. Het duurde geen halve minuut.

Het chagrijn sloeg toe toen de mist optrok. Slager van Belgrado, slager te Belgrado, er was een hele semantische discussie, waar ik weinig van meekreeg. Het Servisch is een moeilijke taal die ik niet spreek en Belgrado heb ik alleen eens vanuit de trein gezien. Mijn broek was stuk en niemand wilde praten over vergoeding.

Verdwijn, stuk vreten. Dat was tenminste duidelijke taal.

schoon-op – efce

We hadden drank en sigaretten en volop eten en bij vlagen toch honger en dorst en ruzie om een fietsklem en vette roddels over beste vrienden en seks met vlekjes en inzichten die alweer kwijt zijn en het beste met elkaar voor en niks voor elkaar over en alle tijd en jazz en blues en Joy Division en slaapgebrek en-nu-is-het-allemaal-schoon-op.

zorgelijke toestand – efce

Eigenlijk ben ik vooral bang om zomaar dood neer te vallen. En dat het haakje dan nog op de deur zit, zodat niemand binnen kan. Dan moeten ze een ruit inslaan en welke ruit kiezen ze dan? Je kunt niet verwachten dat ze daar nog diep over nadenken als ze jou daar midden in de kamer zien liggen.

Wat ligt er in de tuin waarmee je een ruit te lijf kunt? Een fiets, een zinken emmer. Lege flessen – zou dat gaan? glas-tegen-glas? Een stoel van ijzer. Die stoel – die zou ik kiezen, als ik hier zonder na te denken een ruit moest breken.

Wat je zou willen is dat ze de ruit van de deur stuk slaan, want die is het gemakkelijkst te vervangen. Deur eruit, vlak leggen, streepje kit in de naden. Een kind kan de was doen. De andere ruiten zijn lastiger. Duurder ook, waarschijnlijk.

Misschien moet ik toch eens een briefje ophangen. Wat simpele instructies kunnen de schade beperken. Moet wel gelamineerd worden, dat briefje. Anders is het na één regenbui onleesbaar.

suppletie – efce

In de verte zie je een werkboot die blubber verzamelt – en onder hoge druk in een roestig maar nog solide ogend buizenwerk perst. Suppletie. Het zal dáár wel een rotlawaai zijn, maar hier aan wal geeft het juist een geruststellend, bijna liefelijk geluid. Zachtschurend schieten tonnen zand langs je heen, naar een bestemming buiten je blikveld. Zo nu en dan wordt de monotonie onderbroken. Al van verre hoor je dat er iets komt. Iets dat holderdebolder meegevoerd wordt met de stroom. Een steen, denk je. Of een groot, ongelukkig schaaldier. Of die mobiele telefoon of die sleutelbos. Je bent hier al zoveel verloren. Je tante Leun, bijvoorbeeld, die iets verderop is uitgestrooid. Niet ondenkbaar dat ze nu wordt opgepompt, langs komt suizen en strand wordt. En weer wegspoelt. En weer strand wordt. En zo verder.

blikschade – efce

Verdronken meisje, opgedregd bij De Munt
Bloeddoordrenkt laken naast de A27
Neergeschoten Mocro op de Vleutenseweg
Lichtspoormunitie – géén oefening
Hoe ze langs me heen keek toen het er echt toe deed
Harde klappen met de lange lat
Pa’s laatste uur op aarde
Alle sekstoeristen in Thailand
En – laatst nog – een toegeknepen pretoogje van Geert Wilders

geloofskwestie – efce

Hoe graag was ik niet lasser geweest, meer specifiek: onderwaterlasser. Zo’n kunstje dat praktisch niemand verstaat, waarbij jij met allerlei spul van rubber en staal dat niemand kent onder het bruine oppervlak verdwijnt.

Ernstige mannen kijken je na. En na een tijdje, dan zien ze bubbels bovenkomen en verder zien ze niks,
want er is slib en drab en microbisch leven dat alles aan het zicht onttrekt.

En na nog een tijdje kom je boven en doe je je mondstuk uit en zeg je iets van ‘zo, gefikst’. En de ernstige mannen kijken je aarzelend aan. Als jij het zegt moet het waar zijn, maar als het waar is, moet water kunnen branden.