Kop is de zee
Munt is de zoo
Mijn muze krijgt zijn zin
Het wordt de dierentuin
Nochtans was ik de gooier van het geldstuk.
In de dierentuin laat ik het geldstuk vallen
Op de gepantserde rug van een profeetoude krokodil
Ik geef de wens aan een verbrand kind met oerslechte ouders
Hij gebruikt de wens om zijn moeder te wurgen
En vraagt of ik nog een euro kan missen voor de zelfmoord van zijn vader.
Mijn tweede en laatste euro rolt van het gekartelde schild van een piepjong gordeldier
Toch pleegt de vader van het verbrande kind zelfmoord
Maar hij wacht tot zijn zoon in de goot ligt
Met kromme sonnetten over verlepte kustgoochelaars
Hij wacht tot zijn zoon doof en onvindbaar is.
Na de stenen tijdperkmonsters geef ik mijn muze eindelijk mijn handen
Hij kneedt heel voorzichtig mijn vereelte klauwtjes
Alsof ze onderkoelde vogeltjes zijn
Ik huil omdat zijn voorzichtigheid nooit aarzelend is
De grootste bizon geeuwt omdat het onweer hem verveelt.
We schuilen voor de regen in het nachtdierengebouw
De vleermuizen weigeren de duisternis te erkennen
En hangen weerbarstig als rouwvlaggen te dromen van rotsschilderingen
De goedgelovige nachtdieren lossen onze makke verwachtingen in
Maar ik wil nog steeds naar de nietsontziende zee.
Recente reacties