I./ II./ III./ IV.
ik heb een dwerg nodig
om vrienden mee te zijn,
een stoep, lantaarnlicht
en trucjes met een mes.
de dwerg heet waarschijnlijk Buster
en draagt bretels.
of ik heet Buster en draag bretels.
dwergen hebben mij nodig
om vrienden mee te zijn.
I./ II./ III./ IV.
er hangt liefde in de lucht.
vandaag hoestte ik een long op,
bloederig met hartjes.
ik lees noodlot van je handpalm
terwijl je de dwerg aait.
het leest kleine lettertjes.
I./ II./ III./ IV.
je timmert het krat dicht:
dag dwergen,
dag zachtheid op vleugelslagen.
je liefde draagt een eclipskleed,
je laat overal wat van jezelf achter.
je bent nogal veeleisend.
je wilt dat iemand wat romantisch schrijft
met een van je vleugelpennen.
I./ II./ III./ IV.
we lullen over liefde,
de dwerg en ik;
we noemen het tieten.
onder lantaarnpalen reflecteert het
mes; de kleine lettertjes lezen
“rostfrei.”
de dwerg wil weten wat het betekent.
ik ook.
Reageer