Bruisend druk de wandelgang
van de sporen naar het hart
mijn moeder was nog onder ons
de oudste kon net lopen
Een mooie ochtend in de zomer
Geen wolk of veeg te zien
Samen zoeken naar de kerk
achter stadse bouw verscholen
Om de hoek het minsterplein
waaraan de kathedraal
Groots gelegen, hoog de mond
Geschilderd alle ogen
Tezaam betraden wij de tong
met keien als papillen
Plots vervloog de stadse ruis
als een opgeschrikte spreeuwenzwerm
Stil gemaand en ademloos
geen geluid meer in de oren
bogen wij devoot het hoofd
voor gotiek die tot de hemel reikt
Reageer