Voor het slapen gaan vroeg ik mij af
of ik de dag zou vieren dat het woordje ‘ik’ zou sneuvelen
en hoe het dan definitief ten val zou komen
en of het niet allang gesneuveld was
en wie of wat dat uitmaakte
en of dit vraagstuk tot het domein der science fiction behoorde
en welke beelden precies een ik-loos universum opriep
en of er in de verdwijning misschien een proefschrift zat
en of de mensen op het eventuele promotiefeestje,
als ze over zichzelf en hun boeiende leven vertelden,
zonder schroom weer op ‘ik’ blind zouden varen
of dat er uit respect voor mijn visionaire werk
om het ‘ik’ zou worden heen gedraaid
en of dat dan winst was
of een hele slechte grap.
Helderheid van enigerlei soort leverden al deze gedachten niet op.
Wel het exclusieve gevoel dat ik op de eerste rij zat
van een materie die geheel onterecht aan ontelbaren voorbij ging.
Ha Hans,
fijne gedachtenspinsels. Gisteren zag ik een stuk van het historische ‘Herenleed’. Wat mij altijd bijblijft zijn de zinnen zonder onderwerp: ‘Wat doet?”Wat zegt?’Geeft te denken over de noodzaak van persoonlijk voornaamwoorden. In veel talen worden ze niet gebruikt.
Tot lees’,
Wilma van den Akker