Hier is de bulderman
zijn kinderen slapen in de bolderkar
zijn vrouw is al verliefd op de wolven
Hij sleept zich door de sneeuw op
weg naar het pensioen van zijn ouders
Dat bedraagt wat sinaasappelsap en
een karper per dag, de tanden
afgevijld, de vinnen in ijzel
En de man wankelt door de sneeuw
En de vis slingert door de kamer
hapt in het haardvuur
hoest de vonken terug naar zee
Een man loopt als zijn vrouw verkleed
haar rondje in de morgen.
Zijn hond droomt elke nacht
van scharminkels in de wind,
tintelend op wacht.
De man draagt als zijn vrouw verkleed
zijn opgeruimde zorgen
luid dreunend door de morgen.
Zijn eigen ronde staat gereed,
de morgenzon is hard en leeg,
ze draait exact op tijd weer rond.
Het praatje bij de bakker
stamelt rond zijn blauwe mond.
De bulderman bromt naar zijn wijf.
Ze is zoo verliefd op de wolven.
Onder huid en haar bedolven
betast ze haar jagende lijf.
Het huis is nog steeds in bedrijf.
Langs de muren golven
de ongedurige wolven,
de bulderman vloekt alles stijf.